Wie heeft de gouden greep?
De zo gewenste flinke groei van de economie in de eurozone
blijft uit. De eurozone loopt achter bij de
wereldeconomie en zelfs achter bij de andere lidstaten van de EU. Daarnaast is
de inflatie de laatste jaren afgenomen en vreest men dat als die trend doorzet
deflatie zal gaan optreden, een geringe deflatie zien we al in België (laatste
gegevens van tradeconomics), Griekenland,
Cyprus,
Estonië, Spanje en Slovenië. De meest andere lidstaten bevinden zich in de zone
lager dan de 2% die algemeen als ideale toestand wordt gezien, een toestand van
disinflatie.
Als we echter buiten de eurozone de inflatie/deflatie bezien
moeten we constateren dat ook daar de inflatie beneden die ideale 2% ligt.
Dat blijkt duidelijk uit de bijgaande tabel die het verloop
van de in/deflatie sinds 2010 weergeeft van de Europese en de meest belangrijke
andere landen . Tot en met 2013 zijn de gegevens van de Wereldbank afkomstig,
voor 2014 zijn de meest recente gegevens van tradeconomics opgenomen. Er zijn
slechts enkele landen die een hogere inflatie dan 2% hebben en bij drie daarvan
zien we juist een veel te hoge inflatie.
Men kan
dus rustig stellen dat de te lage inflatie een wereldwijd verschijnsel is.
Sommige economen spreken al van een structureel lage inflatie.
inflatiepercentages | |||||
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | |
australia | 2.8 | 3.4 | 1.8 | 2.4 | 2.3 |
austria | 1.8 | 3.3 | 2.5 | 2 | 1.6 |
belgium | 2.2 | 3.5 | 2.8 | 1.1 | -0.11 |
bulgaria | 2.4 | 4.2 | 3 | 0.9 | -0.4 |
canada | 1.8 | 2.9 | 1.5 | 0.9 | 2.4 |
china | 3.3 | 5.4 | 2.7 | 2.6 | 1.6 |
croatie | 1 | 2.3 | 3.4 | 2.2 | 0.37 |
cyprus | 2.4 | 3.3 | 2.4 | -0.4 | -0.15 |
czech | 1.4 | 1.9 | 3.3 | 1.4 | 0.7 |
denmark | 2.3 | 2.8 | 2.4 | 0.8 | 0.5 |
estonia | 3 | 5 | 3.9 | 2.8 | -0.6 |
finland | 1.2 | 3.4 | 2.8 | 1.5 | 1 |
France | 1.5 | 2.1 | 2 | 0.9 | 0.5 |
germany | 1.1 | 2.1 | 2 | 1.5 | 0.6 |
greece | 4.7 | 3.3 | 1.5 | -0.9 | -1.7 |
hungary | 4.9 | 4 | 5.7 | 1.7 | -0.4 |
iceland | 5.4 | 4 | 5.2 | 3.9 | 1 |
ireland | -0.9 | 2.6 | 1.7 | 0.5 | 0.2 |
israel | 2.7 | 3.5 | 1.7 | 1.5 | -0.3 |
italy | 1.5 | 2.7 | 3 | 1.2 | 0.19 |
japan | 0.7 | 0.3 | 0 | 0.4 | 2.9 |
kosovo | 3.5 | 7.3 | 2.5 | 1.8 | 0.6 |
latvia | -1.1 | 4.4 | 2.3 | 0 | 0.7 |
lithuania | 1.3 | 4.1 | 3.1 | 1.1 | 0.1 |
luxembourgh | 2.3 | 3.4 | 2.7 | 1.7 | 0.7 |
malta | 1.5 | 2.7 | 2.4 | 1.4 | 0.7 |
montenegro | 0.7 | 3.2 | 3.6 | 2.1 | -0.5 |
netherlands | 1.3 | 2.3 | 2.5 | 2.5 | 1 |
new zealand | 2.3 | 4.4 | 0.9 | 1.3 | 1 |
norway | 2.4 | 1.3 | 0.7 | 2.1 | 2 |
poland | 2.7 | 4.3 | 3.6 | 1 | -0.6 |
Portugal | 1.4 | 3.7 | 2.8 | 0.3 | 0 |
romania | 6.1 | 5.8 | 3.3 | 4 | 1.4 |
rusland | 6.9 | 8.4 | 5.1 | 6.8 | 9.1 |
serbia | 6.1 | 11.1 | 7.3 | 7.7 | 1.8 |
slovakia | 1 | 3.9 | 3.6 | 1.4 | 0 |
slovania | 1.8 | 1.8 | 2.6 | 1.8 | -0.2 |
spain | 1.8 | 3.2 | 2.4 | 1.4 | -0.4 |
sweden | 1.2 | 3 | 0.9 | 0 | -0.1 |
switzerland | 0.7 | 0.2 | -0.7 | -0.2 | 0 |
ukraine | 9.4 | 8 | 0.6 | -0.3 | 21.8 |
united kingdom | 3.3 | 4.5 | 2.8 | 2.6 | 1.3 |
united states | 1.6 | 3.2 | 2.1 | 1.5 | 1.7 |
venezuela | 28.2 | 26.1 | 21.1 | 40.6 | 63.4 |
worldbank | trade econo | ||||
Zoals men de inflatie van 2% de meest ideale is en
afwijkingen daarvan dus vermeden zouden moeten worden wordt door de mainstream
economen onderschreven maar er zijn ook andere geluiden te horen.
Volgens de mainstream economen verleidt de wetenschap dat de
prijzen zullen oplopen met 2% per jaar door die inflatie tot kopen, het geld
blijft dus rollen en de productie blijft toenemen, terwijl door deflatie, lager
wordende prijzen, de neiging tot wachten op nog lagere prijzen zal aanwakkeren,
en houdt het geld in de knip, de productie zal dus afnemen, zoals ik in een
vorig artikel wat uitvoeriger heb omschreven. Dat laatste moet dus voorkomen
worden.
Er zijn echter andere overwegingen die ook van belang zijn.
Schulden bijvoorbeeld. Bij inflatie neemt de waarde van de schulden af met dat
percentage. Voor de staten die diep in de schulden zitten is dus inflatie
positief en deflatie schadelijk. Natuurlijk neemt ook de waarde van het BBP af,
doch daar de lonen meestal met die
inflatie mee stijgen en de belastinginkomsten dus ook wordt dat gecompenseerd. Ook voor banken is deflatie niet gunstig. De
waarde van het uitgeleende geld stijgt maar het rentetarief niet.
Voor de consument is een deflatie een voordeel. De prijzen
dalen en hij kan
dus meer met zijn geld doen. Zijn spaargeld wordt ook meer waard. Helaas zijn
schulden ook.
Deflatie is dus voor schuldeisers en schuldenaars nadelig
maar voor consumenten met geld voordelig. De dagelijkse boodschappen zijn
goedkoper.
Hoe bepalen we eigenlijk de inflatie? En wat is het verschil
tussen inflatie en core inflatie? Voor de berekening van de core inflatie
worden die elementen die sterke schommelingen in prijs vertonen weggelaten. Er
wordt rekening gehouden met de relatieve zwaarte van de samenstellende delen.
Maar het is en blijft een keuze. Woningprijzen zijn, voor zover ik kan nagaan, bijvoorbeeld
niet opgenomen. Inflatie is dus niet een exacte afspiegeling van het verloop
van alle prijzen maar van een selectie waarvan elk deel een bepaalde waarde
wordt toegkend.
Zo overwegen kun je zeggen dat zowel een te hoge inflatie
als een te hoge deflatie nadelig is voor de economie. Maar evenzeer dat de
keuze voor 2% inflatie een keuze is. Dat daardoor de prijzen elk jaar stijgen
en er dus in de loop der tijd een flinke geldontwaarding is ontstaan neem je op de koop toe.
Maar is dan een 2% deflatie zo gevaarlijk? Net zoals een
inflatie uit de hand kan lopen, zie in de
tabel de percentages van enkele landen, kan
dat met deflatie. Beide zijn dan gevaarlijk. Maar de grenzen zijn moeilijk te
trekken. Als je in de grafiek hieronder het verloop ziet van de Nederlandse inflatie sinds 1963 dan
zie je een grillig verloop met een piek van ongveer 11% in 1972 en een diep dal
in 1986. De huidige 0,X% is dus niet uniek of buitensporig.
De Centrale Banken denken daar duidelijk anders over en
gebruiken de geëigende middelen om om en nabij die 2% te komen. Dat ze daarin
de laatste vier jaren niet bijster succesvol zijn geweest valt uit de tabel
inflatie 2000 tot 2014 wel af te lezen. Zowel bij de Verenigde Staten als bij
het Verenigd Konikrijk, twee landen die een zeer uitgebreid maatregelenpakket
in de strijd hebben geworpen om de inflatie op 2% te krijgen, renteverlaging,
geldverruiming, dus Quantitative Easing
zien we nauwelijks een verbetering, beide zitten desondanks onder de 2%.
In de eurozone is het geheel nog gecompliceerder omdat men
daar te maken heeft met een aantal landen die elk hun eigen inflatie percentage
hebben zoals blijkt uit de volgende grafiek. Dat maakt de maatregelen door de
ECB te nemen nog gecompliceerder. Stappen die gunstig zijn voor de landen met
een echte deflatie kunnen bubbels veroorzaken in landen zonder deflatie. Daabij
komt natuurlijk dat elk land zijn eigen fiscale politiek volgt die voor het
eigen land zo gunstig mogelijk is binnen de beperkingen opgelegd door de
gezamenlijk munt.
Wereldwijd hebben de pogingen van de Centrale Banken om de
2% te behalen of te behouden dus gezien de resultaten weinig effect gesorteerd.
Nu is het zo dat het landelijk voordeel door die pogingen behaald vaak het nadeel
van andere landen is. Door renteverlagingen en opkopen van waardepapieren wordt
de wisselkoers immers beinvloed, hetgeen andere landen dan aanzet tot
soortgelijke ingrepen. We zien dat in Azië waar China, misschien als antwoord op de
enorme Quatitative Easing, de rente heeft verlaagd. Misschien dat dat voor de
ECB ook een medereden zou kunnen zijn om het Japanse voorbeeld te volgen.
In de eurozone vallen nog twee andere aspecten in de
discussie te betrekken. Het eerste is
dat, zoals Draghi ook stelt, binnen de eurozone de fiscale politiek per land
wordt geregeld en dat dus uniforme hervormingen niet plaatsvinden, hervormingen
zonder welke monetair ingrijpen door de ECB alleen een tijdelijk opluchting
geeft. Hervormingen moeten de basis vormen. Het tweede is dat het bedrijfsleven te weinig interesse in leningen heeft en de
banken te hoge garanties eisen. Laten we de oorzaken even in het midden. De
banken kunnen hun overtollige kapitalen niet parkeren bij de ECB want dan
krijgen zij een strafrente te betalen. De banken hebben nu waardepapieren in
bezit die een zeker rendement opleveren. Stel dat de ECB deze waardepapierren
van hen wil opkopen in een QE manoevre . Wat moeten de banken dan doen met dat
geld doen dat geen rente oplevert en rente kost als zij het parkeren bij de
ECB? Investeren buiten de eurozone en de EU? Het lijkt helemaal niet onmogelijk
dat de banken liever hun waardepapieren (behalve de dubieuze die een risico
vormen) in hun bezit houden. Voor de lage rente lening voor het bedrijfsleven
was ook al weinig belangstelling.
Om dan toch aan die 1000
miljard balansverhoging te komen zou de ECB dan buitenlandse staatsobligaties
moeeten aankopen. Dat zou moeten bij een dalende koers van de euro, want de
dollar wordt steeds sterker door de groeiende economie in de VS en de
onvermijdelijke renteverrhoging daar volgend jaar. Dat zou ook een
kapitaalvlucht uit de euro kunnen veroorzaken.
Voor de eurozone zijn dus ingrepen extra gecompliceerd
vergeleken bij andere landen.
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire