Aanzetten tot haat, discriminatie en intolerantie
Dit gaat niet over Europa en toch wel over Europa.
Want zoals in Nederland is het ook een beetje hetzelfde in de Europese Unie.
Zo is er de wetgeving tegen aanzetten tot haat en discriminatie die nu door de Hoge Raad in haar interpretatie uitgebreid is tot het aanzetten tot intolerantie. Dat is nu ook strafbaar. Er is een gradatie in deze wet van ernstig, haat, tot minder ernstig, discriminatie, en nu nog daaraan toegevoegd intolerantie. Haat is al moeilijk te definiëren want haat kent vele schakeringen. Van een gedegenereerd versie ervan, ik haat te hete soep, tot de echte wil tot vernietiging. Haat kan actief zijn als hij tot een uiting ervan leidt maar ook passief, als hij zich tot een gevoel beperkt.
Discriminatie wordt nog problematiser. We discrimineren zodra we een keus
maken. Een keus wil immers zeggen dat we het ene verwerpen en het andere
verkiezen. Het ene houdt het andere in, men kan ze niet scheiden. Door bij de
definitie van discriminatie de criteria toe te voegen, op grond van religie, sexuele geaardheid, ras,
nationaliteit, transsexualiteit,
nationaliteit, burgerlijke staat, leeftijd, arbeidsduur, contractsoort,
handicap, politieke overtuiging wordt er aan dat begrip discriminatie inhoud
gegeven, al is die wel heel ruim en blijft
er niet veel anders over. Vroeger had men er ongetwijfeld nog rood haar "peenhaar" aan toegevoegd
als criterium. Impliciet mag discriminatie
dus wel op andere gronden dan deze. Dat een aantal van de criteria wat
willekeurig en arbitrair overkomt moet je op de koop toe nemen. Dat
bijvoorbeeld een vrouw van 64 jaar geen baan als houthakker kan eisen en
geweigerd wordt op grond van leeftijd en
geslacht lijkt duidelijk maar wel kan zij bij weigering zich op discriminatie
beroepen. Dat vrijwel iedereen met een beetje goede wil een of meer van deze
criteria als in zijn/haar geval geldig kan vinden is niet onlogisch gezien het
aantal en soort ervan, zodat vrijwel elke werkgever die een keuze doet uit een aantal
gegadigden zich op de een of andere wijze wel aan een vorm van discriminatie
schuldig moet maken. Eén ding is zeker, discriminatie is actief. Men doet het
of wordt beschuldigd van het te doen.
Intolerantie is niet actief want zodra het actief wordt is het geen
intolerantie meer maar discriminatie, actief, een handeling. Het enige wat men
van intolerantie kan zeggen is dat het
het tegenovergestelde is van tolerantie, en dat is ook passief, want tolerantie
is het niet optreden tegen iets, iets
accepteren, door de vingers zien of niet willen zien, maar niet goedkeuren. Intolerantie
is dus iets geestelijk niet willen aanvaarden zonder echter tot een handeling
waaruit dat blijkt over te gaan want dan wordt het discriminatie.
Bij de meeste wetsovertredingen ligt dat wat eenvoudiger, daar hoeft men
alleen te bewijzen dat iemand die overtreding heeft begaan of niet. Hier echter
of wat hij/zij heeft begaan of niet
heeft begaan een daad van haat, discriminatie of intolerantie is geweest of
daartoe heeft aangezet of dat het iets anders was. En is een daad van intolerantie wel mogelijk?
Intolerantie is toch passief, een gevoel
zonder dat men tot actie, discriminatie, overgaat. Wat dus in dat specifieke
geval geldt. Wat was de bedoeling. Daar begeef je je op gevaarlijk terrein. Hoe
kun je de bedoeling zichtbaar maken? Hoe kun je niet aannemelijk maken maar
bewijzen wat de achterliggende bedoeling van de aangeklaagde is. Wat je de
dieptestructuur zou kunnen noemen.
Dat brengt het geval van Wilders en zijn "minder" vraagkreet naar
voren. Wilders is een politicus en politici zeggen zelden iets zonder
bijbedoelingen. Daarmee wil ik niets goeds en niets slechts over hen zeggen.
Het Openbaar Ministerie is van mening dat Wilders met deze uitroep de bedoeling
had een oproep te doen een maatschappelijke groep te discrimineren, dus
daadwerkelijk. Of misschien dat hij bij zijn gehoor een gevoel van
intolerantie wilde opwekken. Dat is
strafbaar. Wat als Wilders had gezegd "minder ambtenaren" of
"minder zakkenvullers". Was dat ook strafbaar geweest. Ook dat had
gevoelens tegenover die groepen kunnen oproepen en dat zijn ook
maatschappelijke groepen.
Wilders zelf wijst op de uitspraak van andere politici die wellicht
discriminerende uitlatingen over een bevolkingsgroep hadden gedaan waarvan het
OM de interpretatie is toegedaan dat dit niet het geval of de bedoeling was en
er dus geen reden is om de rechter dat te laten toetsen. Wilders is echter ook
van mening dat de interpretatie van het
OM in zijn geval niet zijn
achterliggende bedoeling was.
Hij vindt dat dit, zo kort voor nieuwe verkiezingen, een politiek proces
is.
Je moet je afvragen of dat inderdaad waar is of dat het er misschien alleen
maar op lijkt of dat het absoluut uitgesloten is dat het dat zou zijn. Want ook
hier zijn verschillende interpretaties mogelijk.
En, op "grond van politieke overtuiging", is ook een van de
criteria van discriminatie. Als het OM
Wilders op grond van zijn politieke overtuiging wil aanklagen is dat
discriminatie. De wet zegt het.
Denk niet dat ik Wilders kant kies of die van het OM. Alleen een bepaald soort mens kan politicus
worden, een soort mens dat zijn individuele overtuigingen kan inruilen voor die
van zijn partij en naar de aard van andere partijen waarmee de zijne een
coalitie is aangegaan ook zijn
partijbeginselen kan inruilen voor die van de coalitiegenoot. Daarmee
wil ik niet discrimineren maar alleen wijzen op een karaktereigenschap die voor
een politicus onontbeerlijk is om goed te kunnen functioneren. Ik zie dat vaak
met verwondering aan.
Een ding is zeker. We hebben het zelf zo moeilijk gemaakt.
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire