dimanche 23 septembre 2018




Inkomen en Armoede

In de tweede kamer wordt er  koortsachtig geacteerd en gedebatteerd over de begroting 2019 die door de uiterst krappe meerderheid van de coalitie partijen wordt verdedigd in de wetenschap dat een meerderheid, al zou het er maar met één stem zijn, voldoende is om de oppositie tegenargumentatie te weerstaan.
Geen punt, de begroting komt er, met misschien een kleine toezegging aan de oppositie als doekje voor het bloeden, door.

Terwijl vrijwel overal in de wereld de prognoses worden teruggeschroefd hebben wij een jubelbegroting.
Het gaat goed en nog beter.
Maar er komt wel een Brexit met of zonder door beide partijen al tevoren verdoemde voorwaarden en een rem op de economie voor beide.
De rente loopt vrijwel wereldwijd op door het slinken van de dollar overvloed die langzaam uit de circulatie wordt gehaald terwijl juist de vraag naar dollars toeneemt door het stijgend USA begrotingstekort dat gedekt wordt moet  worden door obligaties uit te geven.
De vraag neemt toe, het aanbod af en de rente gaat dus omhoog.
De eurozone profiteert enerzijds nog van de steun van de ECB met de bijgedrukte 2.6 biljoen euro’s voor voorlopig nog blijvende obligatie heropkoop en de nog lang blijvende nul, negatieve of bodem rente.
Anderzijds gaan de zuidelijke lidstaten (en België en Frankrijk) gebukt onder een staatsschuldenlast die bij hogere rente zacht gezegd problemen zou veroorzaken.
Een schuld die trouwens nog elk jaar in euro’s toeneemt.
Want, achter de vrome berichten dat men binnen de 3% EU begrotings straf norm blijft, schuilt de harde realiteit dat ook  met het kleinste begrotingstekort de schuld in euro’s toeneemt.
Een schuld die vrijmaken van fondsen voor innovatieve investeringen belemmert.
De roep om steun (al jaren hoorbaar) neemt sterker toe.
In Italië klinkt de roep om versoepeling van de begrotingsregels loud and clear en verontrustend.
Ook Draghi heeft in zijn laatste toespraak weer die noodzaak van verdere financiële samensmelting aangeroerd.

Blijft de eurozone dan ook nog grotendeels buiten schot, voor de Emerging Economies (de ontwikkelingslanden) die door de dollar overvloed hoge leningen in dollars hebben afgesloten is nu al de hogere USA rente een rem op de ontwikkeling nog versterkt door een zwakkere wisselkoers, en zo ook voor de EU handel een onzekere factor.
Nog geen reden tot stagnatie maar wel voor verzwakking van de groei en dus worden de prognoses naar beneden bijgesteld.
En, al zijn de modellen nog zo snel, de werkelijkheid  achterhaalt ze wel.

Maar mijn gedachten de laatste week zijn vooral uitgegaan naar inkomen en armoede.
Nu is armoede een relatief begrip.
Wat voor ons in de rijke landen voor armoede zou doorgaan is in andere landen pure welvaart.
Armoede betekent in heel algemene termen te weinig inkomsten om normaal in de maatschappij te kunnen functioneren.
Niet dus de 1.90$ per dag in New York koopkracht uitgedrukt die als wereldwijde uiterste vaste armoede grens wordt beschouwd.
Maar in 2017 werd bijvoorbeeld in het welvarende Duitsland bij 300.000 mensen de elektriciteit afgesloten omdat zij de rekening niet konden betalen.
Een eerste levensbehoefte.
Ik denk soms dat wij te weinig beseffen dat door mensen die het wel zouden kunnen betalen beslissingen worden genomen ook voor mensen die het niet zouden kunnen betalen.

Om een zij het  beperkt inzicht over armoede en inkomensverdeling te krijgen heb ik de volgende tabellen voor de EU, eurozone en wat eurolanden gemaakt.



In deze tabel de ontwikkeling in de EU, eurozone en drie eurolanden van het risico op armoede of sociale uitsluiting  zoals die in de Europese Unie wordt gezien in percentages van de gehele bevolking.

Voor de EU en eurozone zijn er nog geen gegevens over 2017.
Sinds 2008 zijn er eigenlijk geen opvallende verschillen voorgekomen.
De percentages voor Griekenland zijn schrikbarend hoog, 35% van de Grieken leeft dus op of onder deze armoede grens.
Maar zelfs in zeer welvarende landen als Nederland en Duitsland zijn de percentages van tussen de 15 en 20% van de bevolking die het risico van armoede of sociaal isolement lopen behoorlijk hoog.
Voor deze groep in onze welvaart maatschappij zijn de stijgende kosten voor de eerste levensbehoeften, dus water, voedsel, onderdak en elektriciteit een grote  dreiging.
Maar welvaart is zichtbaar en armoede houdt zich schuil en wellicht is het daarom dat wij te weinig beseffen om hoeveel mensen het gaat.

In vorige blogs heb ik het Bruto Nationaal Product per persoon aankoop pariteit laten zien als een aanwijzing van de welvaart niet van de staat maar van de bevolking als geheel.
Maar net als gemiddeld of mediaan inkomen zegt dit niets over de verdeling van die welvaart onder die bevolking.
Om zo’n verdeling te kunnen maken bestaan er opdelingen van de bevolking in percentielen, decielen,  kwartielen  en quintielen naar de hoogte van hun inkomen.
Eurostat, het statistiek bureau van de Europese Unie, heeft ze allemaal.
Zo kun je zien hoeveel van het totale inkomen van de bevolking toevalt aan de mensen met het hoogst verdienende percentage, of de tien hoogst verdienende percentages van de bevolking.

Ik heb een tabel gemaakt van kwartielen, dus de laagste verdienende  25% van de bevolking, dan de volgende 25%, de derde en tenslotte de hoogst verdienende 25%.

Hieronder de tabel voor Nederland in 2017.


We zien dus dat de 25% top verdieners in 2017  42.3 % van de  totale inkomsten van de bevolking in handen kregen.
De op een na hoogst verdienende 25% kreeg  ongeveer 25.8% van dat totale inkomen,
De 25% daaronder zo’n 19.4% en de laagste betaalde 25% tenslotte 12,4% van het totale inkomen.
Dat is dus de verdeling van de nationale welvaart over de bevolking.

Maar hoe is nu de ontwikkeling geweest in de loop van de jaren.
Zie de tabel hieronder van de top 25% over de jaren 2008 tot 2017


Er is duidelijk de deuk te zien na de Lehman crisis maar daarna is het aandeel van de 25% topverdieners in het totale inkomen van de Nederlanders weer behoorlijk snel en hoog gestegen.

Zo heb ik voor mijzelf een beeld gekregen van Nederland niet alleen als welvarend land maar ook over de armoede en de verdeling van die nationale welvaart over de bevolking.
Ja, de top 25% zijn er niet slecht afgekomen.
Maar dat geldt niet alleen voor Nederland.

Bedenk bij dit alles dat zoals altijd dit de overpeinzingen zijn van een leek en niet die van een geschoolde op dit gebied.

Overigens gaat dit niet over rijkdom maar inkomen.
Het verschil: erf een onverkoopbaar Grieks kasteel met een waarde van vele miljoenen euro’s.
Je bent dan steenrijk maar met een normaal inkomen daarnaast straatarm geworden.