lundi 30 mars 2015


Woorden, woorden         deel twee

 

16,4% van de bevolking van Europa is arm. 80 miljoen mensen leven onder de armoedegrens van 60% van het nationale mediale inkomen.

Die armoedegrens is echter relatief omdat de mediale inkomens per land sterk verschillen.

De armoede grens in rijke landen kan niet vergeleken worden met die in arme landen vanwege de uiteenlopende levensstandaarden. Zelfs in Europa zouden de rijken uit het ene land de armen in een ander kunnen zijn. In Roemenië bijvoorbeeld is de standaard 176 euro en in Oostenrijk 958 euro. Het gaat dus om de verhoudingen rijk arm per land.

Maar het is zeker dat de armoede,  hoe relatief ook misschien, toeneemt in de EU.

De zo gemeten armoede blijft niet beperkt tot de zwakkere lidstaten van de EU. Integendeel ook in de sterkere lidstaten neemt de armoede sinds 2013 toe in plaats van af. En die armoede breidt zich niet alleen uit onder de werklozen maar ook onder de mensen met een baan.

Als voorbeelden het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, twee lidstaten van de Europese Unie die economisch beter presteren dan al de andere.

In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld leven drie miljoen mensen die wel werk hebben onder de armoedegrens. Dat is ongeveer 8% van het totaal aantal mensen met een baan. Eén op de vijf Britten.

Een van de redenen is dat gedurende lange tijd de Engelse loonsverhogingen zijn achtergebleven bij de inflatie waardoor een algemene langzame onopgemerkte achteruitgang van de koopkracht is opgetreden.

Pas sinds kort zijn er hier en daar reële loonsverhogingen, die de inflatie overtreffen en de koopkracht verhogen. Mede mogelijk geworden door de lage inflatie.
Daarnaast zijn er niet werkenden die door bij elkaar opgetelde uitkeringen niet onder de armoedegrens vallen.
Werk loont dus niet altijd. Het VK is een van de EU lidstaten die een sterk groeiende economie kennen. Juist daar zou je verwachten dat daar de armoede afneemt in plaats van oploopt.

De conclusie is duidelijk. De sterkere economie versterkt de staat en hoewel de werkgelegenheid toeneemt zou alleen een verhoging van het minimum loon een verschil maken. Maar zo'n verhoging zou de productiekosten opstuwen en dat moet vermeden worden. De productiviteit, die dat verschil zou kunnen compenseren is echter niet gestegen.

Zo betekent een groeiende economie niet altijd een groeiende koopkracht.


Duitsland heeft natuurlijk te kampen gehad met de eenwording van West en Oost Duitsland in 1990 die met enorme kosten gepaard is gegaan. Maar ook in het welvarendste land in de EU, het gidsland dat economisch beter presteert dan alle andere is er een stijgende armoede. In 2013 waren er 800.000 mensen die de electriciteitsrekening niet konden betalen. Elk jaar wordt bij zo'n 300.000 mensen de stroom daarom afgesneden.

De armoede is in Duitsland tussen 2012 en 2013 met een half procent gestegen tot 15,5% van de bevolking. 12,5 miljoen mensen leven onder de armoede grens van 60% van het gemiddelde inkomen, voor één persoon 892 euro, voor een gezin van vier personen 1873 euro.

Ook is de afstand tussen rijk en arm in dit gidsland groter geworden zo blijkt uit een onderzoek. Er zijn  grote regionale verschillen tussen de noordelijke staten en het zuiden zoals Beieren.

Net als in het VK doet een eigenaardig verschijnsel zich ook hier voor. Het zijn niet alleen de werklozen die als arm worden beschouwd.  In feite valt 60% van de niet werkenden juist niet onder de armoedegrens, terwijl ongeveer 3 miljoen mensen met een baan wel onder die armoedegrens leven. Bovendien is het percentage armen met een baan tussen 2008 en 2013 met 25% toegenomen. Levert het werkloos zijn meer op dan werken in Duitsland, vraagt men zich af.

De invoering van het minimum loon van 8,50 € per uur zal volgens sommigen daarvoor niet veel uitmaken. Minimaal 11,50 € zou daarvoor nodig zijn.

Ook in Duitsland garandeert een groeiende economie dus niet een groeiende welvaart van de bevolking maar gaat gepaard met het tegendeel.


Wat zijn nu de oorzaken van die toenemende armoede. In het VK hebben we gezien dat het uitblijven van loonsverhogingen die de inflatie te boven gaan een van de oorzaken is. In Duitsland worden de verhoogde belastingen en heffingen voor de Energiewende als oorzaak gezien. In Zuid Europa is het duidelijk dat een combinatie van hoge werkloosheid, loonsverlagingen en  lastenverhogingen de schuld zijn. In alle gevallen is dus een daling van de koopkracht en zakken onder de armoedegrens mede veroorzaakt door regeringsbeleid.

Ook het rente en QE beleid van de ECB dat gericht is op het verhogen van de inflatie veroorzaakt een daling van de koopkracht. Door de koersval van de euro wordt de import aanzienlijk duurder hetgeen de prijzen doet stijgen, inflatie dus die niet gecompenseerd wordt door loons verhogingen. Een daling van de koopkracht dus en vermeerdering van de armoede. In Duitsland waarschuwt men al voor een stijging van de prijzen voor kleding.

Daardoor wordt dus relatief de beloning voor arbeid verminderd terwijl juist beurskoersen stijgen, aandelen in waarde stijgen en dus kapitaal meer opbrengt.
Dus wordt de kloof tussen rijk en arm nog groter.

Ook het uitkeringssyteem blijkt van invloed te zijn. Het is onnatuurlijk om niet werken hoger te belonen dan werken.

Wat  bij dit armoede probleem ook een onoverbrugbare rol speelt zijn de enorme economische verschillen tussen de staten. Als in Roemenië de 60% van het mediale loon 175 € bedraagt tegenover 958 € in Oostenrijk dan is het wel duidelijk dat deze twee niet in hetzelfde kader van welvaart en sociale vooruitgang kunnen worden ondergebracht.

Ook in de eurozone zien we deze onoverbrugbare verschillen in de economie die een fiscale unie, zoals nu als panacee voorgesteld, een volslagen mislukking zouden maken, net als het gebruik van dezelfde munt is geworden.

Wat de eurozone  gedurende de vele jaren dat de eurozone bestaat heeft toegelaten komt nu zijn tol eisen. Structureel 3% meer mogen uitgeven dan binnenkomt, goedkoop en dus te gemakkelijk lenen omdat de rente zo laag is, de staatstekorten afwentelen op de werkende bevolking en zo de koopkracht verstikken, de wisselkoers laten omvallen om zo de export te willen bevorderen en de import  dus duurder te maken en zo meer inflatie te veroorzaken die dus de koopkracht nog verder verlaagt en nog meer armoede brengt.

Er is de keus tussen lage inflatie of zelfs een lichte deflatie die de koopkracht van de bevolking verhoogt door een prijsverlaging of inflatie die de prijzen verhoogt en de koopkracht vermindert.
Het ene is goed voor de burger, het andere niet. Economen zijn het onderling niet eens. Maar een halt toeroepen aan de toenemende armoede is heel belangrijk om een verwording van onze maatschappij te voorkomen.  Net als een hervorming van de verzorgingsmaatschappij die de werkers weer hun deel geeft.

 
 
 
 
 
 

Aucun commentaire:

Enregistrer un commentaire