16,4% van de
bevolking van Europa is arm. 80 miljoen mensen leven onder de armoedegrens van
60% van het nationale mediale inkomen.
Die
armoedegrens is echter relatief omdat de mediale inkomens per land sterk
verschillen.
De armoede
grens in rijke landen kan niet vergeleken worden met die in arme landen vanwege
de uiteenlopende levensstandaarden. Zelfs in Europa zouden de rijken uit het
ene land de armen in een ander kunnen zijn. In Roemenië bijvoorbeeld is de
standaard 176 euro en in Oostenrijk 958 euro. Het gaat dus om de verhoudingen
rijk arm per land.
Maar het is
zeker dat de armoede, hoe relatief ook
misschien, toeneemt in de EU.
De zo gemeten armoede
blijft niet beperkt tot de zwakkere lidstaten van de EU. Integendeel ook in de
sterkere lidstaten neemt de armoede sinds 2013 toe in plaats van af. En die
armoede breidt zich niet alleen uit onder de werklozen maar ook onder de mensen
met een baan.
Als voorbeelden
het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, twee lidstaten van de Europese Unie die
economisch beter presteren dan al de andere.
In het Verenigd
Koninkrijk bijvoorbeeld leven drie miljoen mensen die wel werk hebben onder de
armoedegrens. Dat is ongeveer 8% van het totaal aantal mensen met een baan. Eén
op de vijf Britten.
Een van de redenen
is dat gedurende lange tijd de Engels e
loonsverhogingen zijn achtergebleven bij de inflatie waardoor een algemene
langzame onopgemerkte achteruitgang van de koopkracht is opgetreden.
Pas sinds kort
zijn er hier en daar reële loonsverhogingen, die de inflatie overtreffen en de
koopkracht verhogen. Mede mogelijk geworden door de lage inflatie.
Daarnaast zijn er niet werkenden die door bij elkaar opgetelde uitkeringen niet onder de armoedegrens vallen.
Werk loont dus niet altijd. Het VK is een van de EU lidstaten die een sterk groeiende economie kennen. Juist daar zou je verwachten dat daar de armoede afneemt in plaats van oploopt.
Daarnaast zijn er niet werkenden die door bij elkaar opgetelde uitkeringen niet onder de armoedegrens vallen.
Werk loont dus niet altijd. Het VK is een van de EU lidstaten die een sterk groeiende economie kennen. Juist daar zou je verwachten dat daar de armoede afneemt in plaats van oploopt.
De conclusie is
duidelijk. De sterkere economie versterkt de staat en hoewel de werkgelegenheid
toeneemt zou alleen een verhoging van het minimum loon een verschil maken. Maar
zo'n verhoging zou de productiekosten opstuwen en dat moet vermeden worden. De
productiviteit, die dat verschil zou kunnen compenseren is echter niet
gestegen.
Zo betekent
een groeiende economie niet altijd een groeiende koopkracht.
Duitsland heeft
natuurlijk te kampen gehad met de eenwording van West en Oost Duitsland in 1990
die met enorme kosten gepaard is gegaan. Maar ook in het welvarendste land in
de EU, het gidsland dat economisch beter presteert dan alle andere is er een
stijgende armoede. In 2013 waren er 800.000 mensen die de
electriciteitsrekening niet konden betalen. Elk jaar wordt bij zo'n 300.000
mensen de stroom daarom afgesneden.
De armoede is
in Duitsland tussen 2012 en 2013 met een half procent gestegen tot 15,5% van de bevolking.
12,5 miljoen mensen leven onder de armoede grens van 60% van het gemiddelde
inkomen, voor één persoon 892 euro, voor een gezin van vier personen 1873 euro.
Ook is de
afstand tussen rijk en arm in dit gidsland groter geworden zo blijkt uit een
onderzoek. Er zijn grote regionale verschillen tussen de noordelijke staten
en het zuiden zoals Beieren.
Net als in het
VK doet een eigenaardig verschijnsel zich ook hier voor. Het zijn niet alleen
de werklozen die als arm worden beschouwd.
In feite valt 60% van de niet werkenden juist niet onder de
armoedegrens, terwijl ongeveer 3 miljoen mensen met een baan wel onder die
armoedegrens leven. Bovendien is het percentage armen met een baan tussen 2008
en 2013 met 25% toegenomen. Levert het werkloos zijn meer op dan werken in
Duitsland, vraagt men zich af.
De invoering
van het minimum loon van 8,50 € per uur zal volgens sommigen daarvoor niet veel
uitmaken. Minimaal 11,50 € zou daarvoor nodig zijn.
Ook in
Duitsland garandeert een groeiende economie dus niet een groeiende welvaart van de
bevolking maar gaat gepaard met het tegendeel.
Wat zijn nu de
oorzaken van die toenemende armoede. In het VK hebben we gezien dat het
uitblijven van loonsverhogingen die de inflatie te boven gaan een van de oorzaken
is. In Duitsland worden de verhoogde belastingen en heffingen voor de
Energiewende als oorzaak gezien. In Zuid Europa is het duidelijk dat een
combinatie van hoge werkloosheid, loonsverlagingen en lastenverhogingen de schuld zijn. In alle
gevallen is dus een daling van de koopkracht en zakken onder de armoedegrens mede veroorzaakt door regeringsbeleid.
Ook het rente
en QE beleid van de ECB dat gericht is op het verhogen van de inflatie
veroorzaakt een daling van de koopkracht. Door de koersval van de euro wordt de
import aanzienlijk duurder hetgeen de prijzen doet stijgen, inflatie dus die
niet gecompenseerd wordt door loons verhogingen. Een daling van de koopkracht
dus en vermeerdering van de armoede. In Duitsland waarschuwt men al voor een stijging van de prijzen voor kleding.
Daardoor wordt
dus relatief de beloning voor arbeid verminderd terwijl juist beurskoersen
stijgen, aandelen in waarde stijgen en dus kapitaal meer opbrengt.
Dus wordt
de kloof tussen rijk en arm nog groter.
Ook het
uitkeringssyteem blijkt van invloed te zijn. Het is onnatuurlijk om niet werken
hoger te belonen dan werken.
Wat bij dit
armoede probleem ook een onoverbrugbare rol speelt zijn de enorme economische
verschillen tussen de staten. Als in Roemenië de 60% van het mediale loon 175 €
bedraagt tegenover 958 € in Oostenrijk dan is het wel duidelijk dat deze twee
niet in hetzelfde kader van welvaart en sociale vooruitgang kunnen worden
ondergebracht.
Ook in de
eurozone zien we deze onoverbrugbare verschillen in de economie die een fiscale
unie, zoals nu als panacee voorgesteld, een volslagen mislukking zouden maken,
net als het gebruik van dezelfde munt is geworden.
Wat de eurozone gedurende de vele jaren dat de eurozone bestaat heeft toegelaten komt nu zijn tol eisen. Structureel 3% meer mogen uitgeven dan binnenkomt, goedkoop en dus te gemakkelijk lenen omdat de rente zo laag is, de staatstekorten afwentelen op de werkende bevolking en zo de koopkracht verstikken, de wisselkoers laten omvallen om zo de export te willen bevorderen en de import dus duurder te maken en zo meer inflatie te veroorzaken die dus de koopkracht nog verder verlaagt en nog meer armoede brengt.
Er is de keus tussen lage inflatie of zelfs een lichte deflatie die de koopkracht van de bevolking verhoogt door een prijsverlaging of inflatie die de prijzen verhoogt en de koopkracht vermindert.
Het ene is goed voor de burger, het andere niet. Economen zijn het onderling niet eens. Maar een halt toeroepen aan de toenemende armoede is heel belangrijk om een verwording van onze maatschappij te voorkomen. Net als een hervorming van de verzorgingsmaatschappij die de werkers weer hun deel geeft.
Wat de eurozone gedurende de vele jaren dat de eurozone bestaat heeft toegelaten komt nu zijn tol eisen. Structureel 3% meer mogen uitgeven dan binnenkomt, goedkoop en dus te gemakkelijk lenen omdat de rente zo laag is, de staatstekorten afwentelen op de werkende bevolking en zo de koopkracht verstikken, de wisselkoers laten omvallen om zo de export te willen bevorderen en de import dus duurder te maken en zo meer inflatie te veroorzaken die dus de koopkracht nog verder verlaagt en nog meer armoede brengt.
Er is de keus tussen lage inflatie of zelfs een lichte deflatie die de koopkracht van de bevolking verhoogt door een prijsverlaging of inflatie die de prijzen verhoogt en de koopkracht vermindert.
Het ene is goed voor de burger, het andere niet. Economen zijn het onderling niet eens. Maar een halt toeroepen aan de toenemende armoede is heel belangrijk om een verwording van onze maatschappij te voorkomen. Net als een hervorming van de verzorgingsmaatschappij die de werkers weer hun deel geeft.
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire