dimanche 19 juin 2016




Wat schort er aan de Europese Unie 

vandaag deel een.

Wat gaat er met de EU gebeuren na het Britse referendum. Ik heb sombere gedachten. Hoe de uitslag ook zal zijn binnen de Engelse politiek zal het moeilijk zijn het reputatieverlies van remain en leave politici op te krikken. Van beide zijde is er zoveel wrevel, zo veel persoonlijke aantijgingen dat weer verenigd samen verder gaan in een afhankelijk of onafhankelijk Britain een volgend probleem zal worden. Cameron heeft zich als regeringsleider niet boven de partijen gesteld maar zich zo nadrukkelijk als voorman van het Remain kamp opgesteld dat hij bij een Brexit onmogelijk is geworden en wellicht eveneens bij een Remain.
Hij heeft ook gezegd dat er na het referendum geen tweede mogelijkheid meer zal zijn. Dat is, geloof ik, wat overtrokken. Want elke regering, op gezag van het parlement, kan zijn land uit de EU loodsen. Hij zal bedoelen dat er geen tweede referendum zal zijn.
Ook in de rest van de EU zal er ongeacht de uitslag onrust blijven. Want door het Britse referendum is er veel losgekomen. Van de hautaine houding in de EU van 'ze doen het toch niet' is niets meer over. Ook niet van het negeren in het begin van de economische gevolgen voor de EU als geheel.  Nu worden de scenarios tussen vriendschappelijk en vijandig uit elkaar gaan bij een Brexit overwogen en de keus tussen die twee kan wel eens beslissend zijn voor de toekomst van de EU. En al komt er een remain uitslag dan nog is gebleken dat een groot deel van de Britten tegen de ontwikkelingen in de EU zijn gekant. Datzelfde speelt in de andere EU landen. De tegenstand tegen de geruisloze machtsusurpatie van Brussel is de laatste jaren sterk toegenomen. Voor de wens van de Elite van een verenigde centraal bestuurde politieke Europese Unie blijkt geen draagvlak bij de Europese bevolkingen te bestaan gezien de enquetes.
In het vorige blog heb ik in het kort het PEW onderzoek over de appreciatie van de Europese Unie samengevat. Een grote diversiteit van meningen en prioriteiten en beslist geen onvoorwaardelijke aanvaarding van de onwikkelingen in de EU.  In ieder geval dus één resultaat van Remain/Leave zij het onbedoeld, te weten een reactie op de vraag wat de Europeanen nu verlangen van de EU.
In de Duitse pers, dit keer de Frankfurter Algemeine Zeitung  wordt er een groot artikel aan gewijd. Ik heb het met belangstelling gelezen om twee redenen. De eerste is dat Duitsland wel het meest Europese land van alle is dat echt streeft naar een federaal Europa, maar dan wel op Duitse leest gestoeld. En als tweede dat in Duitsland de kanselier, Mw Merkel, in de EU, voorzichtig gezegd, de sturende kracht is wier politiek door de andere regeringsleiders gevolgd wordt.

Zerfält Europa ? Stort Europa in? De EU zoals die in de loop van tientallen jaren is gegroeid heeft geen toekomst. De voorstellen van zowel verachters als vereerders ervan leiden nergens toe. Men moet de sceptici met moedige ideeën voor een nieuw Europa begeesteren, zegt de krant.

Een bijdrage van Hubert Védrine, eerder gepubliceerd, dacht ik in "Le Monde",  volgt op deze stelling. Ik probeer het samen te vatten. Maar het geeft geen strategie aan en wel knelpunten maar geen oorzaken, geloof ik.

De huidige EU schiet niets op met de voorstellen van de vereerders noch van de sceptici. Men kan niet langer de ogen sluiten voor de afkerige houding van de Europese volkeren tegenover de Europese integratie. Het populisme reflexmatig te brandmerken en schandaliseren geeft misschien een goed geweten maar sterkt het alleen maar en draagt geen oplossing aan zolang men niet de oorzaken van deze crisis aanpakt.
(Waarom, zo vraag ik me af,  tegenstand tegen de onwikkelingen in de EU nu steeds als "populistisch" moet worden afgedaan en niet gezien mag worden als een logisch gevolg van het willen doordrukken van integratie tegen de wil van de meerderheid in, is typerend voor het elite gevoel. Maar goed, niet kinderachtig zijn).
De schrijver vermeldt vervolgens dat  het pro-integratie deel van de EU bevolking slechts 15% bedraagt.
Het percentage anti-EU deel is eveneens ongeveer 15%. Volgens de schrijver zit er tussen de twee uitersten een meerderheid van zo'n 60% die eurosceptisch is, in toenemende mate twijfelende en ontgoochelde Europeanen.
Nationale verkiezingen en enquetes tonen deze ontwikkeling aan.
De EU lijkt daardoor ondertussen nog slechts een verzwakt, van binnen uit aangetast, organisme.
Hetzelfde geldt voor de lidstaten.
Die worden door de steeds sterkere eis voor een directe democratie door de over-geinformeerde burgers steeds meer in twijfel getrokken.  En geen enkele -misschien met Duitsland als uitzondering- functioneert goed.

Tegenover deze ontwikkeling spelen zich allerlei veel eisen stellende kwesties af.
Putin die de meningsverschillen tussen de lidstaten aan het licht brengt, zoals buurland van Rusland te zijn of oud door de sovjets onderdrukte volkeren.
Daarbij komt de vluchtelingen kwestie. Voor het grootste deel Syrische oorlogsvluchtelingen maar tezelfdertijd ook economische migranten.
Deze groepen openbaren een diepe kloof tussen degenen die multiculturele maatschappijen voor onvermijdelijk en acceptabel achten en degenen die tot geen enkele prijs zo'n multiculturele maatschappij willen aanvaarden, namelijk de Oost Europese landen die vroeger onder het Ottomaanse rijk of onder de Sovjetunie vielen.
Deze conflicten spelen zich af tegen de achtergrond van een sukkelende economie, een voortgaande terugloop van het Europese deel van de wereldbevolking en toenemende gevaren voor het milieu. In het politieke leven van alledag functioneren de Europese instituten. Maar er bestaat het gevaar dat de Unie uiteen valt, een Brexit zou meer landen tot uittreden kunnen bewegen.

Hoe valt het te verklaren dat zovelen zich van het Europese integratie project afkeren.
De principiële anti-euro groep vindt het voldoende ontgoocheling en angst voor hun doel te gebruiken. Zij doen geen constructieve voorstellen maar eisen steeds alleen maar uit de euro, uit Schengen, uit de EU.
De voorstanders van een steeds verdergaande integratie, de Teleologen van de opbouw van Europa en de Fundamentalisten van de "ever closer union" herhalen als een mantra "Europa is niet het probleem maar de oplossing".
Overtuigen kunnen geen van beiden.

De aanhangers van het geloof in "meer Europa" (en geloof is hier het juiste woord) hebben noch zelfkritiek noch willen ze deze terughoudende positie van de burgers analyseren. Zij beperken zich tot het stigmatiseren van het zich afkeren van Brussel en hopen door moraliseren en verdoemenis oordelen deze onwikkeling te stuiten.
Zij roepen mythen te hulp "Europa is vrede" en de "fietstheorie", dat Europa instort als het niet steeds voortbeweegt.
Zij verdoemen "nationaal egoisme" en beweren dat staten en naties achterhaald zijn. "Souvereiniteits denken" is verdoemd.
Maar anderszins gloriëren de Europeërs niet langer over het opgeven van de souvereiniteit en zelfs niet meer over de overdracht ervan maar spreken over "gezamenlijk uitoefenen", preciezer maar wel een beeetje laat.
Dezelfde rhetoriek in het afwijzen van "walgelijke" ideeën. Uitdrukkingen die aan de dertiger jaren doen denken, en automatisch schrik opwekken  en de wens naar Europese integratie weer tot leven moeten brengen.
Deze formuleringen worden als wijwater ingezet om zo het vampier te vernietigen.
De linksen geloven in een "sociaal Europa" of een "Europa van de burgers".
Onzin, want dat model kan alleen gelden bij die Europese landen die op dat gebied achterliggen. In Frankrijk of Duitsland kan men daar dus niet mee aankomen.

Uit de voorstellen van de "beslist Europavriendelijke" groeperingen komt vrijwel naadloos de logica van een institutionele vlucht naar voren voort
Die wordt voortgebracht door ex of huidige leidinggevenden uit de kringen van Ministeries van Financiën, Voorzitters van Centrale Banken, Leiders van Europese instellingen, of aan hen verwante organisaties.
Bij deze "gewaagde", "moedige" en "op de toekomst gerichte" voorstellen gaat het er in werkelijkheid om technocratische en organisatorische maatregelen binnen de eurozone te verdiepen. Deze ontberen niet een bepaalde economische logica als men tenminste aan het instellen van een gemeenschappelijk ministerie van financiën denkt.

Maar men beseft echt niet hoe daardoor het vertrouwen van de mensen in de Europese instellingen weer herwonnen zou worden.

Een artikel zoals dit geeft naar mijn mening slechts een deelanalyse van wat er oppervlakkig mis is in de Europese Unie. Er wordt er van uitgegaan dat over het bestaan van de EU op zich geen discussie is en of de slechte organisatie die de aanpak van problemen bemoeilijkt de oorzaak zou zijn van de afkerige houding van de Europeanen. Maar ik geloof dat de oorzaken daarvan andere en fundamenteler zijn. 

de volgende keer deel twee, de oorzaken.














Aucun commentaire:

Enregistrer un commentaire