Het valt niet meer te volgen
Er was een moment vorige week dat men werkelijk kon denken dat eindelijk de
echte marktwerking bezig was. De USA productie zakte in, de Engelse eveneens als bestraffing van de hoge dollar
en de hoge pound koers die de export
behoorlijk deed dalen en dus de koersen omlaag drong en daarmee de euro tot een
koers van 1,12 dollar liet stijgen ten opzichte van de dalende dollar.
Het was zelfs afgelopen met de negatieve yields (= geld toe ) voor de
Duitse en zelfs Portugese obligaties, de obligatiekoersen daalden.
Wat minder goed viel in de USA was dat daardoor het tijdstip dat een
verhoging van de rente onvermijdelijk zou zijn weer verder werd weggeschoven.
Grote rimpels in de hoofden van de
analisten.
Wie had dat nu gedacht. Dat de centrale bank geleide economie moest
zwichten voor de echte economie.
Tja, de importprijzen en dus inkoopprijzen voor de industrie begonnen wel
te klimmen in de eurozone waar de oude goedkopere voorraden op gingen raken
maar de exportvoordelen vooral voor Duitsland en Nederland deden zich goed
gelden.
Ging het nu werkelijk ineens zo goed in de eurozone dat de eurokoers kon
stijgen?
De Purchasing Managers Index over april door Markit Economics gaf het
volgende beeld.
Inderdaad enige groei maar minder dan in de vorige maanden waarbij Griekenland en
Frankrijk ver achter bleven bij de rest in beide een flinke krimp. In
Oostenrijk krimpt de productie al zeven maanden en stagneert nu. In Duitsland
en Ierland is de groei vertraagd.
Prijzen zijn licht gestegen en de werkgelegenheid neemt sneller toe.
De recessie is dus hopelijk voorbij behalve in Frankrijk en Oostenrijk om
Griekenland even buiten beschouwing te laten. Maar de groei was al begonnen
voor de ECB QE startte, dus in hoeverre die van invloed is zal nog moeten
blijken. Maar of die groei nu de stijging van de eurokoers verklaart lijkt twijfelachtig.
Voor de USA geldt dat in april de geringste groei in productie was over de
laatste vier maanden en dat de export orders voor het eerst sinds november 2014
dalen. De PMI daalde van 55,7 in maart naar 54,2 in april. De sleutel voor de
lagere groei was de tegenvallende export, daling van het concurrentievermogen
door de dure dollar.
Dat daarbij de zwakke euro een belangrijke rol speelt door het economsche
sterke machtsblok van de eurozone als een belangrijke handelspartner voor de USA is duidelijk. In 2014 was er
al een handelsoverschot voor de
eurozone USA van 80 miljard euro en met de dalende euro en stijgende dollar
wordt dat nog gunstiger. De ECB QE heeft hier een voor de eurozone positieve
invloed.
Voor het Verenigd Koninkrijk geldt hetzelfde beeld, in maart was de PMI nog
54,4 en is in april totaal onverwacht geduikeld naar 51,9 een wel heel abrupte
val. Ook de GDP zakte van 0,7% naar 0,3% weg in april. De vinger wees
overduidelijk naar de QE van de ECB die de koers van de euro zo deed dalen ook
ten opzichte van het pond tot wel 15%..
Dus hoewel het ernaar uitzag dat de stijging van de euro een echt economisch
gegeven was is het in feite de reactie van de economie in het VK en de USA op de ingrepen van de ECB. Men kan zich
voorstellen dat deze gevolgen, hoewel door de ECB volgens hun verklaringen niet
bedoeld, niet in dank door de beide landen zijn ontvangen.
Een ander vreemd verschijnsel is dat de vrees voor deflatie globaal van
tafel schijnt te zijn. Dat wordt weerspiegeld in de hogere yield (renteobrengst) van obligaties die erop wijzen dat men inflatie verwacht. Ook in de eurozone lijkt jaar op jaar vergeleken met
vorig jaar geen verandering in de
inflatie geweest te zijn.
Tot mijn verbazing klinkt nu dus ineens weer een bezorgdheid voor
inflatie. Toch is dat is niet zo verwonderlijk. Er zwerft immers 9 biljoen extra dollars rond,
de ECB creëert nog eens 1140 miljard euros, de geldhoeveelheid in de wereld neemt daarnaast door
inflatie gestaag toe, de stijging in asset prices geeft aan dat de echte waarde
(als die nog bestaat na de afschaffing van de gouden standaard) van het geld
daalt. De schulden (staats en niet staats) in de wereld nemen angstwekkende
niet meer uit te balanceren vormen aan. Tegenover elke schuld moet een asset
staan, tegenover elke schuld een schuldeiser. Die balans is hopeloos zoek en
raakt nog steeds verder uit balans.
Wordt het de run van de geldpersen om de gevolgen nog langer te proberen te
maskeren dan is het einde zoek of liever gezegd dan komt het..
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire