dimanche 24 mai 2015


 

De Eurozone is de Verenigde Staten niet

en een onthullende terugblik op het ontstaan van de EMU.


Monetaire politiek door de centrale banken en fiscale politiek door de staten moeten op elkaar afgestemd zijn.

Dat is goed te verwezenlijken indien de centrale bank slechts één staat bedient zoals in de USA en in het VK en in Japan het geval is. Dat zou in de eurozone per lidstaat ook te verwezenlijken zijn door de centrale bank van die lidstaat samen met de fiscale politiek door de regering ervan. Maar dat is in de eurozone niet het geval. De verantwoordelijkheden zijn verdeeld. De Europese Centrale Bank (die overigens alleen werkt voor de eurozone) ECB is verantwoordelijk voor de monetaire politiek in de gehele eurozone via haar opdracht in het verdrag van Lissabon de prijsstabilisatie te bewaken.

Elke lidstaat bedrijft daarnaast zijn eigen fiscale politiek als zelfstandige staat.

De lidstaten hebben een verschillend economisch  potentieel en dus ook verschillende potentiële groei en verschillende monetaire noden.

Zo lijkt voor sommige lidstaten quantitative easing een noodzaak, omdat daar de inflatie te gering is of deflatie is ingezet terwijl door een centrale bank 2% inflatie wordt geëist (afgezien of dat nu het juiste is of niet, het wordt algemeen aanvaard) en voor andere is het een vergroting van het potentiëel. Voor alle lidstaten heeft het gevaarlijke bijwerkingen.

Quantitative Easing in de eurozone valt dus niet te vergelijken met die in de andere genoemde landen waar centrale bank en staat in tandem werken.

Noch in de VS noch in het VK is trouwens die 2% bereikt, integendeel, in de VS wordt gevreesd voor deflatie in het VK is die grens al overschreden.

Dalende inflatie kan tenslotte ook andere oorzaken hebben dan structurele. De plotselinge daling van de olieprijs is daar een voorbeeld van, maar ook importen uit lage lonen landen. De globalisering speelt er ook een rol in. Ik geloof daarom dat in plaats van een soort automatisch ingrijpen door de centrale banken bij dalende inflatie eerst naar de oorzaak ervan moet worden gezocht. Ook moet tegenwoordig in aanmerking genomen worden dat een inflatie van flink minder dan twee procent globale regel is  geworden en dat de inflatie die nog voorkomt vaak juist veel te hoog is.

 

Centrale bankiers zijn er overigens wel van overtuigd dat monetaire ingrepen een tijdelijk effect hebben, ik lees termijnen van twee jaar en als uiterste grens vijf jaren. Monetaire ingrepen zonder meer zijn dus op de middellange termijn nutteloos.

Daarenboven  kan Quantitative Easing in het ene land deflatie in een ander land veroorzaken doordat als bijeffect (maar wel als hoofduitwerking) de wisselkoers van het QE land daalt en dus door goedkopere export naar andere landen de prijzen daar doet dalen en daar dus een deflatoir effect heeft. Vandaar dat QE vaak  een cirkeleffect teweegbrengt. Andere landen moeten zich er tegen wapenen met bijvoorbeeld eigen QE of rentedalingen.

Zonder een ondersteunende fiscale politiek (of idealiter gezegd fiscale politek gesteund door monetaire politiek) hebben monetaire ingrepen dus geen zin, geven tijdelijk lucht.

De ECB dringt er daarom steeds indringender op aan dat de potentiële groei in de eurozone slechts 1% bedraagt tegenover wel 2% in de USA en dat de lidstaten hervormingen moeten doorvoeren om die potentiële groei te verhogen.


Wat is nu die potentiële groei?   Volgens de OECD is "potential gross domestic product", potentiële BBP dus het output niveau dat een economie bij een constante inflatie grootte kan voortbrengen. Hij hangt af van de kapitaalgrootte, de potentiële arbeidskrachten, het niveau van de arbeidsefficiëntie en de niet stijgende inflatie grootte van de werkloosheid (NAIRU).
Dus kapitaal, arbeidskrachten en productiviteit spelen een rol. Bij  arbeidskrachten denk ik zelf dan aan de beschikbaarheid, inzetbaarheid, pensioenleeftijd, arbeidsvoorwaarden. Hierbij speelt de overheid middels zijn wetgeving een belangrijke rol. Bij productiviteit aan investeringen, innovatie op technisch en productgebied en opleiding arbeidskrachten. De overheid kan daarbij via subsidies een rol spelen.

Eigenlijk samengevat betekent het de beste voorwaarden scheppen om de economie te bevorderen. In de eurozone zou dat weer betekenen dat dit per lidstaat wordt aangepakt omdat de eisen voor de verschillende lidstaten van elkaar afwijken.

Het bezwaar blijft dus dat er geen adequate afstemming kan zijn van de monetaire ingrepen van de ECB en het fiscale beleid van elk van de lidstaten.
 

Men moet dus een stap verder gaan.
 

Wat de heer Draghi ook al enkele malen heeft benadrukt is de noodzaak van een fiscale unie in de eurozone naast de monetaire unie.

In dat verband is het nuttig om in de onstaangeschiedenis van de eurozone, de EMU te duiken. In mei j.l. is een van de stichters van de eurozone, "the father of the euro", Alexandre Lanfalussy overleden. Hij zag van het begin af aan al de fatale fout in de kern van de euro: de afwezigheid van een fiscale en politieke unie om de zaak bij elkaar te houden .Hij was met enkele anderen een voorstander van een of andere vorm van monetaire integratie zowel als economische eenwording. Hij was van mening dat de marktwerking, zoals andere commissieleden dachten, niet voldoende zou zijn om fiscale convergentie te bereiken. Ook vond hij dat het niet waar was dat door hogere rentes te laten betalen door verkwistende lidstaten het verschil in fiscaal gedrag zou uitbalanceren. Hij schreef toen al dat  de markt zich zou laten leiden door de overweging dat de EMU solidariteit het bankroet van een lidstaat zou voorkomen en dus de rente premie niet zo hoog zou worden. Profetische woorden!

Maar zo'n regeling was toen even onrealistisch als hij heden ten dage nog steeds voor velen is. Te spreken van een fiscale unie zou toen elke kans op een gezamenlijke munt de grond in hebben geboord.

Dus hoopten Lanfalussy en enkele andere commissieleden alleen maar dat de zaken zich in die richting zouden ontwikkelen.

De gevaren die Lanfalussy zag zijn alle uitgekomen.

Maar een fiscale en dus ook politieke unie lijken verder weg dan ooit. Zo zie ik het. Hooguit een gedeeltelijke fiscale unie met gezamenlijke begroting, allocatie, schulden  en belastingen.

Maar zonder de politieke eenwording die daarvoor een noodzakelijk vereiste is.

Want zonder werkelijk afdwingende en overkoepelende wetgeving, zo zien we in de huidige situatie, zal die schijnbare gezamenlijkheid tot nog groter chaos leiden.

Want tel maar eens op hoeveel en ernstige ontsporingen en ontwijking van de regels er niet geweest zijn en nog voortduren in het beheer van de eurozone door het gebrek aan afdwingmogelijkheden en, eerlijk gezegd, ook door de economische onmogelijkheid om dat te doen. Kijk eens naar het voortslepen van vergadering naar vergadering over de Griekse crisis. Tekenend voor de machteloosheid van de nog verder uit elkaar gegroeide lidstaten van de eurozone.


Schauble heeft de mogelijkheid van een parallele eigen munt voor Griekenland te berde gebracht. Dat geeft de mogelijkheid de facto met die munt te kunnen devalueren en toch de euro te handhaven.

Dat kan binnen de eurozone de zwakke lidstaten de mogelijkheid bieden zonder de verstikking van voor hen te dure euro optimaal de economie te hervormen.

Dat neemt ook de noodzaak weg om tot een verdere fiscale integratie over te gaan.

Dat neemt ook de noodzaak weg onorthodoxe monetaire ingrepen met korte werkingsduur te doen.

Niet alleen beter voor Griekenland maar voor alle lidstaten.

 

 

 

 

Aucun commentaire:

Enregistrer un commentaire