samedi 2 juin 2018


Wiens brood men eet wiens woord men spreekt?
Alle neuzen dezelfde kant op?
Don’t rock the boat?
Toe the line?
En dagdromen van een pro-EUer.

In mijn vorig blog liet ik mijn gedachten gaan over de grotere implicaties van de Italiaanse regeringsimpasse.

Zoals uit de statistieken in vorige blogs blijkt gaat het slecht met Italië, zeker vergeleken met de noordelijke eurolanden.
Italië is daarom in verzet gekomen tegen de eigen establishment die deze toestand heeft laten voortduren en tegen de euro regelgeving, het Stabiliteit en Groei Pact, de austerity, die Italië de kans heeft ontnomen, zo vinden de Italianen, zich economisch optimaal te ontwikkelen
De op Duitsland geënte austerity die tot de huidige situatie van lage groei en overgrote staatsschuld heeft geleid, zo menen de Italianen.

Di Maio en Salvini zijn, na hun meer dan 50% meerderheid na de verkiezingen, een concept regeringsprogramma overeengekomen dat in een 35 pagina groot stuk is neergelegd.
In dat programma worden (onder veel meer zoals het terugsturen van 500.000 migranten) de functies investeringsbank en spaarbank uit elkaar gehaald, komt er een flat taks systeem van 15% en 20%, een minimum inkomen voor behoeftigen, en wil men investeringen niet langer mee laten tellen voor het begrotingstekort en wil men de groei stimuleren door meer investeringen waardoor de schuld zal dalen.
De verdragen staan ter discusssie.
Dat zijn grof geschat de voornaamste punten die niet passen in de economische politiek van de eurozone.

Het principe lijkt op dat van Trump: door lagere belastingen en meer investeringen in infrastructuur de economie stimuleren, zodat de werkloosheid vermindert en de belastinginkomsten door de groeiende economie zo toenemen dat de staatschuld percentagegewijs daalt en dus houdbaarder wordt.
En ook de USA heeft een staatsschuld van meer dan 100%.

Het beoogde doel is dus sterkere economische groei en daardoor afnemende staatsschuld.

Hun regeringsformatie werd doorkruist door de (niet gekozen ceremoniële) President Materella die de beoogde Minister van Economische (=ook financiele) Zaken, de anti Euro econoom Savona niet wilde accepteren, waarop Conti, de beoogde Premier zijn opdracht aan Materella teruggaf.
Materella benoemde vervolgens snel de oud IMF man Cotarelli om een zakenkabinet te formeren.
Een kabinet dat geen parlementaire goedkeuring zou krijgen.

Patstelling, enige oplossing nieuwe verkiezingen die de anti establishment partijen hoogstwaarschijnlijk slechts sterker zouden maken.
De laatste ontwikkeling was dat Di Maio (5sterren) en Salvini (League) overleg pleegden of de laatstgenoemde akkoord kan gaan met de benoeming van een andere Minister van Economische Zaken.
Dat zou de formatie en regeercoalitie kunnen redden.
Cotarelli heeft zijn  opdracht weer even snel teruggegeven en nu heeft  Conti weer een regering gevormd die intussen door de President is aanvaard, tenzij er weer andere ontwikkelingen komen in deze Italiaanse operette.

De beslissing van de President  de benoeming van Savona tot Minister van Economische Zaken te blokkeren heeft veel beroering gewekt.
Matarella, een president met ceremoniële taken, niet door de kiezers gekozen, trotseert de wil van de kiezers, om welke redenen dan ook.
De niet aanvaardbare Savona, een anti euro econoom.
In het regeerakkoord stond bovendien niet dat de coalitie de euro wilde afschaffen.
In feite wil de meerderheid van de Italianen (meer dan 60%) de euro behouden.
Wel dat de huidige regelgeving herzien moest worden en dat de verdragen heroverwogen.
Italië staat hierin niet alleen.
Het compromis nu is dat Tria (evenzeer euroscepticus) minister van Economische Zaken wordt en Savona minister voor EU zaken.
Meer cosmetisch dan ingrijpend.

Dat de anti euro econoom Savona nu niet langer kandidaat minister van economische zaken is en dat Conti dus verder gaat met zijn aanbieding van de regering aan de president lost het onderliggende probleem niet op.
Dat het akkoord heroverwegingen van de verdragen en de regelgeving van de eurozone bevat spoort met de algemene wens de eurozone verder te ontwikkelen.
De uitvoering van dat regeerakkoord zou echter het Italiaanse begrotingstekort behoorlijk doen oplopen, snelle berekeningen tonen aan dat het om bedragen van om en nabij  100 miljard euro zou gaan.
Dat is niet te realiseren binnen de huidige eurozone regelgeving en dat is het probleem.

Maar de opmerkingen van de Duitse EU financiën commissaris Oettinger geven de EU en eurozone implicaties aan van deze Italiaanse impasse.
Hoe hij het ook heeft verwoord, de uitleg van zijn woorden is dat de financiële markten de Italianen wel ertoe zouden brengen geen populistische regering te kiezen of woorden van een soortgelijke strekking.
Het is immers zo dat alleen door de obligatie opkoop politiek en lage rente politiek van de ECB de rente op staatsobligaties van de eurolanden zo laag is en derhalve haalbaar.
Valt deze bescherming weg dan worden rentelasten snel onhoudbaar bij oversluiten of aangaan van nieuwe leningen.
Natuurlijk is op zijn opmerking scherpe kritiek gevolgd maar ook goedkeuring.
Natuurlijk is de uitleg dat zijn woorden verkeerd zijn geïnterpreteerd.
Maar is het inderdaad zo dat de financiële markten de mogelijkheden bij de verkiezingen bepalen.
In dat geval is er eigenlijk geen sprake meer van democratie.
Dat roept natuurlijk onmiddellijk de Griekse toestanden in 2015, bij de derde bailout, op.
Ook toen hebben de financiële krachten de Grieken ertoe gedwongen de financiële hulp van het ESM  te accepteren en daarbij de door de eurozone bepaalde voorwaarden aanvaard die de Griekse regering in feite buitenspel zetten.
Nu, acht jaar na de eerste Griekse bailout, zou dat hulpprogramma kunnen worden beëindigd, maar onder strenge blijvende eurozone voorwaarden.

Dat Juncker (hoewel volgens zijn woordvoerder zijn woorden uit hun verband zijn gerukt) vervolgens gezegd heeft dat om de arme Italiaanse regio’s te steunen de Italianen harder moesten werken en minder corrupt zijn is hem evenmin door de Italianen in dank afgenomen.

Maar de realiteit is echter zo dat alle eurolanden met een excessieve schuld (doordat van het begin af aan de 6% en 60% regels zijn genegeerd waardoor de staatsschulden cumulatief opliepen en zelfs bij een toegestaan 3% jaarlijks het tekort in tien jaar tijd wel met 30% gestegen zou zijn) alleen daardoor al aan de euro vastzitten.
Zij zouden de ware markt rente niet meer kunnen opbrengen.

Hoe dat moet worden opgelost als de  ECB echt geen obligaties meer opkoopt, ook niet bij oversluiten, zal voor de gehele eurozone een groot probleem zijn.

Italië, op hun beurt, wijst naar Duitsland dat al jaren een groter overschot op de handelsbalans heeft dan de 6% die volgens de verdragen in de EU zijn toegestaan en waartegen nooit is opgetreden.

Door de verkiezingen in Italië is een euro probleem (of onvolkomenheid) weer eens duidelijk naar voren gekomen, de excessieve schulden (voor alle eurolanden tezamen net onder de 90%) en de groeiende kloof tussen een steeds welvarender wordende noorden en een daarbij verder achterblijvend zuiden.
Een zuiden dat de uitgaven beperkende regelgeving als oorzaak ziet waarvan het noorden geprofiteerd heeft, het noorden dat van mening is dat het zuiden niet voldoende hervormingen heeft doorgevoerd en daardoor achtergebleven is.

Is er een oplossing mogelijk die alle eurolanden op eigen kracht op gelijk economisch (en gelijke welvaart en welzijn voor de bevolking) niveau brengt.
Of kan alleen een Vlaam-Walloons, Italië Noord-Zuid geldtransfer systeem een schijngelijkheid brengen.
Maar dat laatste is alleen mogelijk bij een gemeenschappelijke wetgeving, een politieke unie dus.
Zo niet, dan worden er peren naar appelen geworpen.

Zo speelt Italië, misschien ongewild,  een belangrijke rol in de veelheid van visies en vage voorstellen over de toekomst van de eurozone.

Maar alle bovenstaande zijn slechts de overpeinzingen van een leek en amateur en voorstander van een Europese Unie die steunt op de wil van de bevolking.

Die wel eens denkt dat invoering van de euro in één klap in de gehele EU als enige overkoepelende munt waarin alle grensoverschrijdende (naar binnen en buiten de EU) transacties worden afgehandeld met daarnaast in elke lidstaat een eigen betaalmiddel voor uitsluitend binnenlands gebruik met een wisselkoers ten opzichte van die overkoepelende euro elk land de optimale monetaire en financiële mogelijkheden zou kunnen bieden zich te ontplooien.
De euro zou dan niet meer te duur zijn voor het ene land en te goedkoop voor het andere.
Diversificatie.
De verhoudingen tussen de EU landen zouden zich op natuurlijke wijze ontwikkelen.
In Italië zou je dan meer Italiamunt voor een euro krijgen en in Duitsland minder Duitsmunt voor een euro.
Invoer uit Duitsland naar Italië zou daardoor in euros duurder zijn dan export uit Italië naar Duitsland.
Italië zou concurrerender zijn.
Wellicht zouden dan de landen economisch dichter naar elkaar toegroeien en de koersverschillen kleiner en kleiner worden.
En de EU als handelsblok in de wereldeconomie met de euro als munt zou machtiger zijn dan nu.
En je zou geen EU meer hebben met daarbinnen nog eens een aparte eurozone.
Het zou weer meer op de EU van voor 1999 lijken.
Maar dat zijn hoogstwaarschijnlijk onzinnige dagdromen van een oudgediende.








Aucun commentaire:

Enregistrer un commentaire