HET GROEIT MAAR BLOEIT HET OOK?
Welke kant gaat het uit met de Europese Unie. Bij de
jongste vergadering van de Raad van Regeringsleiders zijn er geen verstrekkende
besluiten genomen.
De voorstellen van de Commissie, dus van Juncker, zijn
niet door de Raad overgenomen, er is een machtsvacuum, lijkt mij, waaraan niet
alleen de nieuwe Duitse coalitie, die zeker nog tot ver in 2018 op zich zal
laten wachten en waarvan de EU koers nog beslist niet vaststaat debet is.
De plannen van Juncker en van Macron zijn zeker niet
voor alle lidstaten zonder meer aanvaardbaar, er is de Poolse kwestie waar
wellicht zelfs artikel 7 zal worden gebruikt om Polen te dwingen de koers ter wijzigen
en zich te onderwerpen aan de EU versie van de “Rule of Law”, de Oostenrijkse
nieuwe regering die “ver rechts” als coalitiegenoot heeft, de oostelijke EU
lidstaten die zich niet alleen in de Migranten zaak anders opstellen maar ook
een visie hebben van de EU die meer economisch dan politiek verenigd is.
Is bij een 27 leden tellende EU een voortrekkersrol
van een Duits/Franse as nog even effectief als deze was bij de leden van het
eerste uur.
Het gaat goed met de
Nederlandse economie, zo goed dat het in de voorhoede van de eurozone staat.
Met de eurozone zelf gaat
het zeker niet slecht, er is vooruitgang zij het dat de zwakkere eurolanden
toch in groei achterblijven bij de sterke landen.
De schatting van de
Commissie van de groei voor de komende jaren kunt u zien in de tabel in een
vorig blog, een gunstig vooruitzicht.
De arme niet eurolanden in
de EU gaan economisch zeer snel vooruit hoewel daar vergeleken met de
traditionele landen vanuit een grote achterstandspositie wordt gewerkt.
En, zoals ik steeds
opmerk, de economische groei van een land zegt vaak niets over de
leefomstandigheden van de bevolking.
De wereldeconomie groeit nog
sneller dan de eurozone economie.
De wereldschuld daarentegen
is nog nimmer zo hoog geweest als nu, wellicht deels als gevolg van de losse
monetaire politiek van de centrale banken (die van Japan, de USA en de ECB
hebben samen meer dan 12 biljoen dollars bijgedrukt en in omloop gebracht).
Zowel de OECD als het IMF spreken
hun zorg hierover uit.
In deze tijd van
globalisering zijn de wereldlanden sterker met elkaar verbonden en van elkaar
afhankelijk geworden.
Soms verwonder ik me
daarom erover dat in de politiek die globale verbondenheid zo’n geringe rol
speelt.
Het is alsof de nationale
politiek, in ons eigen parlement, los staat
van de Europese Unie politiek in het Europees parlement.
Het is alsof onze
politieke partijen vertegenwoordigd in het EP anders zijn dan de nationale
partijen.
Datzelfde geldt, zo voel
ik dat aan, voor de regeringsleiders.
In hun land leiden zij de
nationale politiek maar als lid van de Europese Raad van Regeringsleiders
bepalen zij niet hun nationale politiek maar die van de gehele Europese Unie.
Daar moeten zij indien
nodig hun nationale belangen ondergeschikt laten zijn aan die van de EU. Een
positie van laten prevaleren van het een of het ander.
Dat roept vaak spanningen
op.
Het grote probleem is of
de EU zich moet ontwikkelen tot een Federaal Europa met een gezamenlijke
wetgeving en regering of een vereniging van nationale staten die bepaalde
essentiële belangen gezamenlijk uitvoeren, die een gezamenlijke vrije markt
hebben, vrij verkeer van personen, goederen en diensten en voor de rest zelfstandig zijn.
In dat spanningsveld zijn de
Raad van Regeringsleiders zonder uitgebreide staf en de Europese Commissie met
haar Europees Parlement en administratieve staf van 30.000 werknemers de twee
organen die bepalend zullen zijn.
Er wordt zelfs
internationaal al gesproken over de “Deep State” zoals in de Verenigde Staten,
die naast de Raad van Regeringsleiders haar eigen agenda heeft.
Wie van de twee, de Raad
van Regeringsleiders of de Commissie zal de overhand krijgen.
Twee opvattingen over de
eurozone staan recht tegenover elkaar.
De eurozone bestaat
volgens het verdrag van Lissabon uit een aantal landen die een voorsprong
hebben genomen op de andere door de euro, de officiële munt van de Europese
Unie in te voeren.
Het is dus niet een soort
unie binnen de Europese Unie maar een informele groep EU lidstaten die aan de
voorwaarden voor invoering van de euro hebben voldaan en nu de euro als bindend
element hebben.
Alle andere EU
landen, uitgezonderd Denemarken, zullen
zodra zij aan die voorwaarden voldoen, deel moeten nemen aan deze informele
groep door de euro als munt in te voeren.
Verplicht door het verdrag
van Maastricht, niet als mogelijke optie.
Dat houdt in uiteindelijke
een Europese Unie waarin alle lidstaten
de euro zullen hebben ingevoerd en zich bij de groep voorlopers hebben gevoegd
met alle regels die in die groep genomen zijn.
Maar zal dat nog opgaan
bij bijvoorbeeld een meersnelheden EU.
Over de verdere
onwikkeling van die eurogroep zijn de meningen sterk verdeeld.
Om de extremen te noemen.
Er is de visie van een
Fiscale Unie, dus financieel samengaan met eigen ministerie van financiën en
alle financiële zaken tezamen en dus structurele geld transfers van sterk naar
zwak.
Alles in één pot.
Dit strookt echter niet
met het verdrag van Lissabon dat directe steun van lidstaten onderling of van
de ECB verbiedt.
De bestaansreden van het
ESM, dat directe steun omzeilt door via een niet EU instelling waar alle
eurolanden financieel in deel nemen die steun te verlenen.
De andere visie is die van
financieel zelfstandige en voor zichzelf verantwoordelijke staten die alle aan
dezelfde voorwaarden voor financiële soliditeit moeten voldoen, gestuurd door
een informele commissie, de ministers van financiën van die eurolanden en
gecontroleerd door de Europese Commissie of een speciaal hiervoor benoemde
functionaris, misschien met de titel Minister
van Financiën.
De visie van wat men (ik
geloof ten onrechte, “austerity” is gaan noemen tegenover een lossere
financiële politiek zoals bijvoorbeeld een die grotere deficit en nationale
schuld mogelijk maakt binnen een groot geheel dat wel aan de S&G Pact
voldoet.
Solidariteit of
soliditeit?
De twee grootste problemen
zijn de economische prestatieverschillen tussen de eurolanden en de wetgeving.
Zoals uit te tabellen
blijkt zijn deze economische verschillen vrijwel onoverbrugbaar.
Zonder gezamenlijke
financiële wetgeving is een fiscale unie een onevenwichtige constructie.
Afwijkende
pensioenleeftijden en betalingen, afwijkende arbeidswetgevingen over lonen,
werktijden, werkloosheidregelingen en uitkeringen, ziektewet regelingen.
Een fiscale unie dus zonder
overkoepelende politieke unie is onevenwichtig, uit het lood.
Het grote probleem van de
eurozone en de Europese Unie schuilt juist in die enorme verschillen in
economie en cultuur die een gezamenlijke identieke wetgeving onmogelijk maken
en dus ook een goed functionerende fiscale unie.
Naar mijn mening is de
convergentie waarover het verdrag van Lissabon spreekt een naar elkaar
toegroeien en is het gevolg daarvan een “ever closer union” en is niet een
“ever closer union” het middel om dat
doel van “convergentie” te bereiken.
Oftewel oorzaak en gevolg omgedraaid.
Maar zoals steeds moet ik
erkennen dat ik slechts een amateuristische leek ben en dat mijn overpeinzingen
dat weerspiegelen.
Om wat cijfers te laten zien over die verschillen voor mijzelf zet ik er nog een paar tabellen bij.
De linker tabel geeft het Bruto Binnenlands Product (BBP, GDP) en de Staatsschuld weer van de EU lidstaten in aflopende volgorde, de grootste GDP bovenaan, de laagste als onderste.
Duidelijk zijn de enorm grote verschillen tussen de diverse lidstaten die wel alle even zwaar tellende stemrechten hebben.
De rechter tabel geeft aan met welk percentage de staatsschulden van deze landen zijn toegenomen sinds 2008 toen de banken crisis losbrak.
Opvallend dat er landen zijn waarbj die percentages anders zijn dan men zich zou voorstellen.
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire