Schuld
en Vordering en
de Complicaties voor de Staat.
En
alles staat met elkaar in verband
Het is vakantietijd
en dat roept tegenwoordig morele vragen van normen en waarden op.
Mogen wij de wereld
verder in gevaar brengen door met auto of vliegtuig op vakantie te gaan naar
verre oorden en zo de uitstoot van CO2 vergroten, waardoor we de aarde nog
sneller laten opwarmen en het
voortbestaan van onze wereld nog verder in gevaar brengen, zoals de
milieuactivisten ons voorhouden.
Of troosten we ons
met de gedachte dat bij milieuconferenties duizenden deelnemers toch ook met
het vliegtuig naar het conferentieoord vliegen en het vermaledijde CO2 op de
koop toe nemen.
Waarom wij dan niet.
Schuld en boete, maar
deze overpeinzingen gaan over schuld en vordering.
Wij
praten zo gemakkelijk over schulden en, hoe vreemd het ook klinkt, hoe
astronomischer de bedragen hoe minder belangrijk zij lijken.
Zij
zijn verontpersoonlijkt om een nieuw woord te maken, abstract geworden.
Maar
als iemand een huurschuld heeft of hypotheek achterstand dan is het anders, dan
weegt zo’n kleine schuld zwaar, het is een persoonlijk concreet probleem
geworden.
Als
dus de overheids wereldschuld nu zo ongeveer 73.149.000.000.000 (biljoen) dollar
bedraagt en de totale wereldschuld van overheid, bedrijven en particulieren tezamen
249.000.000.000.000 dollar (249 biljoen, in het engels trillion, dollars) dan zegt
ons dat niets.
Maar
als wij bij onze bank een schuld hebben van 10.000 euro’s dan maken wij ons
zorgen.
Wat
wij ook niet overdenken is dat tegenover elke schuld ook een vordering staat.
Als
iemand geld leent dan staat daartegenover dat iemand anders dat geld verschaft,
uitleent.
Tussen
lenen en uitlenen is er dus een evenwicht, tussen schuld en uitgeleend geld.
Er
is een evenwicht tussen schuld en vordering.
Schuld
is niet eeuwig, er komt een moment dat de schuld moet worden terugbetaald, dan
verdwijnen schuld en vordering en zo blijft het evenwicht in stand.
Lenen,
dus een schuld maken, is voor beide partijen een risico
Als
de schuld niet terugbetaald kan worden, is de uitlener zijn uitgeleend geld
kwijt, het evenwicht is verstoord, hij blijft met een oninbare vordering zitten.
De
uitlener eist daarom een percentage rente over het uitgeleende bedrag dat hij
in overeenstemming vindt met het
ingeschatte risico dat hij zijn geld kwijt zou zijn.
De
schuldenaar loopt ook een risico; kan hij de rente niet betalen of bij aflopen
van de lening niet de hoofdsom dan kan hij failliet gaan of moet een nieuwe
lening afsluiten tegen een hogere rente.
De
vraag is waarom geld wordt geleend.
Dat
kan bijvoorbeeld zijn om een tijdelijke teruggang in inkomsten te overbruggen.
Het
kan ook een investering zijn, zoals het afsluiten van een hypotheek om een huis
te kopen.
Dat
blijft binnen de mogelijkheden van de inkomsten en er wordt bezit opgebouwd.
Het
kan ook om een hogere levensstandaard aan te houden dan je inkomen mogelijk
maakt in de veronderstelling dat dat later gecompenseerd gaat worden.
Dat
consumptief krediet is riskant.
Wat
voor particulieren geldt gaat ook op voor ondernemingen en voor de staat.
Als
een onderneming failliet gaat staat het personeel op straat hetgeen in feite
ook geldt als een particulier failliet gaat hoewel voor hen er een sociaal
vangnet is.
Maar
wat als een staat failliet gaat, zulke grote schulden heeft dat hij niet meer
de rente op zijn schulden kan betalen, laat staan de aflossing ervan.
Een
staat kan niet zijn onderdanen ontslaan en op straat zetten.
Een
staat kan dus niet failliet gaan zoals een onderneming of particulier.
Kan
een staat de rente op zijn schulden niet meer betalen dan devalueert de staat
zijn munt, en de schuldeisers van de staat zijn het grootste deel van hun geld
kwijt, de bevolking vervalt tot een lagere levensstandaard, behalve diegenen
die hun geld in andere valuta hebben ondergebracht.
Dit
proces gaat veelal gepaard met een hyperinflatie, een snelle grote waardedaling
van de munt.
De
staat gaat vervolgens verder maar op een lager niveau.
Zo
is het simpel gezegd naar mijn amateuristisch denken.
Een
staat wordt gefinancierd door de bevolking ervan via belastingen en heffingen
en door de opbrengst van aanwezige grondstoffen
en fabrikaten.
De
staat heeft dat geld nodig voor de lopende kosten maar heeft ook fondsen nodig
voor investeringen die in de toekomst geld zullen opbrengen, denk aan onderwijs,
wegen en communicatie.
Doordat
deze investeringen voor de toekomst zijn is het economisch verantwoord dat de
staat daarvoor geld leent, schulden maakt,
die immers in de toekomst door die investeringen terugverdiend zullen
worden.
Maar
de staat kan ook geld lenen om lopende kosten te dekken en dat is riskant want
hiertegenover staat geen toekomstig rendement, het is consumptief krediet.
Overspending.
Dat
laatste is gezien het grote toenemen en de daardoor ontstane enorme omvang van
de wereldschulden het geval.
De
wereld wordt schuld gefinancierd.
Maar
tegenover al die schulden staan ook vorderingen en bezit, kapitaal.
Want
men kan alleen geld uitlenen als men dat zelf bezit.
Met
uitzondering van (Centrale) Banken.
Schulden
gaan gepaard met rente betaling.
Die
rente wordt door de particulieren, de ondernemingen en de bevolking van de
staten opgebracht, verdiend en aan de uitleners betaald.
Dat
houdt in dat de kapitaalverschaffers, de uitleners steeds vermogender worden
met aftrek van de faillissementen.
Banken,
spaarbanken en investeringsbanken, spelen hierbij een centrale rol.
Centrale
Banken van de staten proberen dat lenen en uitlenen in bedwang te houden door
hun rentetarieven aan te passen.
Wordt
er teveel geleend dan verhogen ze hun rentetarieven waardoor lenen duurder
wordt en dus afneemt, wordt er te weinig geleend dan verlagen ze de
rentetarieven waardoor lenen goedkoper wordt.
Zo
stimuleren ze de investeringen met geleend geld door particulieren,
bedrijfsleven en staat of remmen het af.
Zo
beïnvloeden ze dus de economie.
Maar
soms schiet dat in bedwang houden van de economie door rentemanipulaties tekort
en zijn zwaardere middelen nodig met grotere bijkomende gevolgen en risico’s.
Export
leidt tot vorderingen op een importerend land.
Zijn
import en export gelijk dat is er het gewenste evenwicht.
Is
de export echter structureel hoger dan de import dan lopen de vorderingen en
voor de importerende landen de schulden sterk op.
Het
evenwicht is verstoord en dat kan op de duur gevolgen hebben voor de globale
economie.
Wij
zien dat nu met de USA die al sinds onheugelijke tijden een negatieve
handelsbalans heeft en dus steeds meer schuld aan het buitenland opbouwt en nu
door nieuwe afgedwongen handelsovereenkomsten de balans positief wil maken,
hetgeen de situatie voor andere partijen daardoor sterk beïnvloedt.
We
zien het ook bij Duitsland waar het IMF herhaaldelijk wijst op het in hun ogen structureel
overgrote handelsbalans overschot van Duitsland.
Want
daartegenover staan dan landen met een daardoor negatieve handelsbalans.
Het
evenwicht kan daardoor in ongunstige zin worden verstoord.
Trade
Agreements, handelsovereenkomsten, zijn in die import/export concurrentie in
feite niet globaliserend maar protectionistisch: alleen de deelnemende partijen
profiteren, alle andere worden uitgesloten of hebben zwaardere voorwaarden opgelegd gekregen.
Meestal
zijn er ook andere voorwaarden aan verbonden zoals die waaraan Noorwegen en
Canada aan de EU moeten voldoen om in de EU Free Trade te kunnen participeren.
Kijk
naar de EU Free Trade Zone en de Brexit, hoe het die andere voorwaarden zijn
die het twistpunt vormen, niet de Free Trade zelf die voor beide partijen
voordelig is en waarvan het einde voor beide partijen nadelig is.
Volgende
keer meer over de gevolgen van het rentewapen samen met het onorthodoxe
zwaardere geschut: de Quantitative Easing en wat cijfers uit het Europees
Vorderingen Verrekening Systeem, Target 2.
En
zoals steeds zijn dit alleen mijn overpeinzingen, niet die van een expert maar
van een amateur.
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire