mercredi 8 août 2018


Schuld en Vordering en 
de Complicaties voor de Staat.

En alles staat met elkaar in verband
  
Het is vakantietijd en dat roept tegenwoordig morele vragen van normen en waarden op.
Mogen wij de wereld verder in gevaar brengen door met auto of vliegtuig op vakantie te gaan naar verre oorden en zo de uitstoot van CO2 vergroten, waardoor we de aarde nog sneller laten opwarmen en het  voortbestaan van onze wereld nog verder in gevaar brengen, zoals de milieuactivisten ons voorhouden.
Of troosten we ons met de gedachte dat bij milieuconferenties duizenden deelnemers toch ook met het vliegtuig naar het conferentieoord vliegen en het vermaledijde CO2 op de koop toe nemen.
Waarom wij dan niet.
Schuld en boete, maar deze overpeinzingen gaan over schuld en vordering.

Wij praten zo gemakkelijk over schulden en, hoe vreemd het ook klinkt, hoe astronomischer de bedragen hoe minder belangrijk zij lijken.
Zij zijn verontpersoonlijkt om een nieuw woord te maken, abstract geworden.
Maar als iemand een huurschuld heeft of hypotheek achterstand dan is het anders, dan weegt zo’n kleine schuld zwaar, het is een persoonlijk concreet probleem geworden.
Als dus de overheids wereldschuld nu zo ongeveer 73.149.000.000.000 (biljoen) dollar bedraagt en de totale wereldschuld van overheid, bedrijven en particulieren tezamen 249.000.000.000.000 dollar (249 biljoen, in het engels trillion, dollars) dan zegt ons dat niets.
Maar als wij bij onze bank een schuld hebben van 10.000 euro’s dan maken wij ons zorgen.

Wat wij ook niet overdenken is dat tegenover elke schuld ook een vordering staat.
Als iemand geld leent dan staat daartegenover dat iemand anders dat geld verschaft, uitleent.
Tussen lenen en uitlenen is er dus een evenwicht, tussen schuld en uitgeleend geld.
Er is een evenwicht tussen schuld en vordering.
Schuld is niet eeuwig, er komt een moment dat de schuld moet worden terugbetaald, dan verdwijnen schuld en vordering en zo blijft het evenwicht in stand.
Lenen, dus een schuld maken, is voor beide partijen een risico
Als de schuld niet terugbetaald kan worden, is de uitlener zijn uitgeleend geld kwijt, het evenwicht is verstoord, hij blijft met een oninbare vordering zitten.
De uitlener eist daarom een percentage rente over het uitgeleende bedrag dat hij in overeenstemming vindt  met het ingeschatte risico dat hij zijn geld kwijt zou zijn.
De schuldenaar loopt ook een risico; kan hij de rente niet betalen of bij aflopen van de lening niet de hoofdsom dan kan hij failliet gaan of moet een nieuwe lening afsluiten tegen een hogere rente.

De vraag is waarom geld wordt geleend.
Dat kan bijvoorbeeld zijn om een tijdelijke teruggang in inkomsten te overbruggen.
Het kan ook een investering zijn, zoals het afsluiten van een hypotheek om een huis te kopen.
Dat blijft binnen de mogelijkheden van de inkomsten en er wordt bezit opgebouwd.
Het kan ook om een hogere levensstandaard aan te houden dan je inkomen mogelijk maakt in de veronderstelling dat dat later gecompenseerd gaat worden.
Dat consumptief  krediet is riskant.

Wat voor particulieren geldt gaat ook op voor ondernemingen en voor de staat.
Als een onderneming failliet gaat staat het personeel op straat hetgeen in feite ook geldt als een particulier failliet gaat hoewel voor hen er een sociaal vangnet is.

Maar wat als een staat failliet gaat, zulke grote schulden heeft dat hij niet meer de rente op zijn schulden kan betalen, laat staan de aflossing ervan.
Een staat kan niet zijn onderdanen ontslaan en op straat zetten.
Een staat kan dus niet failliet gaan zoals een onderneming of particulier.
Kan een staat de rente op zijn schulden niet meer betalen dan devalueert de staat zijn munt, en de schuldeisers van de staat zijn het grootste deel van hun geld kwijt, de bevolking vervalt tot een lagere levensstandaard, behalve diegenen die hun geld in andere valuta hebben ondergebracht.
Dit proces gaat veelal gepaard met een hyperinflatie, een snelle grote waardedaling van de munt.
De staat gaat vervolgens verder maar op een lager niveau.
Zo is het simpel gezegd naar mijn amateuristisch denken.

Een staat wordt gefinancierd door de bevolking ervan via belastingen en heffingen en door de opbrengst  van aanwezige grondstoffen en fabrikaten.
De staat heeft dat geld nodig voor de lopende kosten maar heeft ook fondsen nodig voor investeringen die in de toekomst geld zullen opbrengen, denk aan onderwijs, wegen en communicatie.
Doordat deze investeringen voor de toekomst zijn is het economisch verantwoord dat de staat daarvoor geld leent, schulden maakt,  die immers in de toekomst door die investeringen terugverdiend zullen worden.
Maar de staat kan ook geld lenen om lopende kosten te dekken en dat is riskant want hiertegenover staat geen toekomstig rendement, het is consumptief krediet. Overspending.

Dat laatste is gezien het grote toenemen en de daardoor ontstane enorme omvang van de wereldschulden het geval.
De wereld wordt schuld gefinancierd.

Maar tegenover al die schulden staan ook vorderingen en bezit, kapitaal.
Want men kan alleen geld uitlenen als men dat zelf bezit.
Met uitzondering van (Centrale) Banken.

Schulden gaan gepaard met rente betaling.
Die rente wordt door de particulieren, de ondernemingen en de bevolking van de staten opgebracht, verdiend en aan de uitleners betaald.
Dat houdt in dat de kapitaalverschaffers, de uitleners steeds vermogender worden met aftrek van de faillissementen.
Banken, spaarbanken en investeringsbanken, spelen hierbij een centrale rol.

Centrale Banken van de staten proberen dat lenen en uitlenen in bedwang te houden door hun rentetarieven aan te passen.
Wordt er teveel geleend dan verhogen ze hun rentetarieven waardoor lenen duurder wordt en dus afneemt, wordt er te weinig geleend dan verlagen ze de rentetarieven waardoor lenen goedkoper wordt.
Zo stimuleren ze de investeringen met geleend geld door particulieren, bedrijfsleven en staat of remmen het af.
Zo beïnvloeden ze dus de economie.

Maar soms schiet dat in bedwang houden van de economie door rentemanipulaties tekort en zijn zwaardere middelen nodig met grotere bijkomende gevolgen en risico’s.

Export leidt tot vorderingen op een importerend land.
Zijn import en export gelijk dat is er het gewenste evenwicht.
Is de export echter structureel hoger dan de import dan lopen de vorderingen en voor de importerende landen de schulden sterk op.
Het evenwicht is verstoord en dat kan op de duur gevolgen hebben voor de globale economie.
Wij zien dat nu met de USA die al sinds onheugelijke tijden een negatieve handelsbalans heeft en dus steeds meer schuld aan het buitenland opbouwt en nu door nieuwe afgedwongen handelsovereenkomsten de balans positief wil maken, hetgeen de situatie voor andere partijen daardoor sterk beïnvloedt.
We zien het ook bij Duitsland waar het IMF herhaaldelijk wijst op het in hun ogen structureel overgrote handelsbalans overschot van Duitsland.
Want daartegenover staan dan landen met een daardoor negatieve handelsbalans.
Het evenwicht kan daardoor in ongunstige zin worden verstoord.

Trade Agreements, handelsovereenkomsten, zijn in die import/export concurrentie in feite niet globaliserend maar protectionistisch: alleen de deelnemende partijen profiteren, alle andere worden uitgesloten of hebben zwaardere voorwaarden  opgelegd gekregen.
Meestal zijn er ook andere voorwaarden aan verbonden zoals die waaraan Noorwegen en Canada aan de EU moeten voldoen om in de EU Free Trade te kunnen participeren.
Kijk naar de EU Free Trade Zone en de Brexit, hoe het die andere voorwaarden zijn die het twistpunt vormen, niet de Free Trade zelf die voor beide partijen voordelig is en waarvan het einde voor beide partijen nadelig is.

Volgende keer meer over de gevolgen van het rentewapen samen met het onorthodoxe zwaardere geschut: de Quantitative Easing en wat cijfers uit het Europees Vorderingen Verrekening Systeem, Target 2.

En zoals steeds zijn dit alleen mijn overpeinzingen, niet die van een expert maar van een amateur.

Aucun commentaire:

Enregistrer un commentaire