mardi 24 avril 2018


Inflatie, rente, geldverruiming, 
schuld en koopkracht

vanuit een amateuristisch oogpunt bekeken.

We worden overspoeld met berichten over de economieën die groeien en krimpen en de maatregelen door overheid en centrale banken om die economie in goede banen te krijgen.
De economen beschouwen deze operaties vanuit een economische theorie, de mainstream economie, en volgen deze theorie bij de regulering van de echte economie.
Natuurlijk zijn er ook andere stromingen in de economie theorieën en dus zijn niet alle economen het eens met de gang van zaken.
Ik probeer het te begrijpen vanuit een neutraal leken standpunt min of meer onbevooroordeeld, zonder theorie en rekenmodellen, maar uit wat ik waarneem en lees. Grafieken, hoewel nare dingen, laten de ontwikkelingen zien.

Inflatie lijkt wel de lichaamstemperatuur van de economie, zoals de ideale lichaamstemperatuur van de mens bij de 37° C ligt, zo ligt de ideale inflatie economisch gezien bij 2%.
Bij het menselijk lichaam is dat empirisch vastgesteld: erboven is men ziek of in ieder geval niet in orde, en daaronder evenmin.
Dat valt waar te nemen.
Bij de 2% inflatie ligt dat anders.
Daar is het meer een axiomatisch gegeven gebaseerd op de veronderstelling dat de consument bij stijgende prijzen (=dus oplopende inflatie) sneller zal kopen om die stijging vòòr te blijven en bij dalende prijzen (dus dalende inflatie) zal wachten met aanschaf om te profiteren van nog lagere prijzen.
Zo stimuleert inflatie de economie.
Een prijsstijging van om en nabij de 2% wordt dan geacht de gunstigste situatie te zijn.
Inflatie is eveneens een waardevermindering van het geld, voor hetzelde bedrag kun je immers minder kopen.
Inflatie is dus voor de consument nadelig, zijn geld is minder waard, hoewel volgens de economische theorie zijn kooplust stijgt.
In mijn perceptie een tegenstelling: hij wil meer maar kan minder.
Bovendien om een voorbeeld te geven levensmiddelen moet men geregeld kopen en dat vormt een lijkt mij  flink en constant deel van het kooppakket  van iedereen ongeacht inflatie (tenzij deze uit de hand loopt en hyperinflatie wordt, een vrees die toch niet geheel verdwenen is).

Inflatie is cumulatief, ieder jaar komt er het inflatie percentage bij.
Hoe dat uitwerkt in de prijzen blijkt uit de grafiek van de prijsstijging (cumulatieve inflatie) in de eurozone en Griekenland van 2000 (begin  euro) tot nu toe.



De prijzen , cumulatieve inflatie dus,  zijn in de eurozone met 28 pt gestegen en in Griekenland met 25pt maar de curves wijken duidelijk van elkaar af 

Inflatie wordt, denk ik, veroorzaakt door kostenverhogingen.
Kostenverhogingen van grondstoffen en produkten of diensten bijvoorbeeld waar de vraag groter is dan het aanbod waardoor de prijzen stijgen.
Of door loonsverhogingen vaak afgedwongen om inflatie te compenseren, zoals blijkt uit de volgende grafiek, de loonsontwikkeling in nederland en griekenland  van 2000 tot nu.


Het gevolg van de prijsstijgingen is dat de lonen worden verhoogd.
Ook hier zien we dat de ontwikkeling van de lonen in Nederland duidelijk sterker is dan in Griekenland.
De loonstijgingen compenseren dus  de prijsstijgingen niet geheel.


Deze grafieken laten  zien dat er grote verschillen zijn tussen de virtuele eurozone en de lidstaten ervan.

In een gesloten systeem waar noch import noch export plaatsvindt zou dat harmonisch plaats vinden, prijsverhogingen en loonsverhogingen zouden binnen dat gesloten systeem plaatsvinden en door de overheid min of meer gestuurd.
Dat is echter een fictie, sinds mensenheugenis heeft er import en export plaatsgevonden om twee redenen, grondstoffen en producten waren niet aanwezig en moesten geïmporteerd worden en dus door andere landen geëxporteerd of binnenlands geproduceerd was duurder of minder van kwaliteit dan geïmporteerde.

Prijsverhogingen (of prijsverlagingen) kunnen dus worden geïmporteerd en geëxporteerd.
Inflatie kan dus intern van oorzaak zijn of extern.
Dat maakt het beheersen van de inflatie, prijsbeheersing dus, ingewikkelder.
Want lagere prijzen van geïmporteerde produkten dan van soortgeljke binnenlandse bedreigen de binnenlandse produktie en dus werkgelegenheid.

Binnen de Europese Unie en de eurozone is de situatie nog gecompliceerder.
De inflatie daar variëert van lidstaat tot lidstaat, tussen – 0,4% (deflatie dus) en 4%.


 Rente beheersing is het geëigende middel om de inflatie te beïnvloeden.
Daalt de inflatie beneden de 2% dan verlagen de Centrale Banken de bankrente om zo lenen goedkoper te maken. 
Bedrijven en particulieren kunnen dan tegen gunstige voorwaarden geld lenen en investeren in innovatie   zodat de economie een steuninjectie krijgt en de lonen stijgen waardoor de inflatie weer toeneemt.
Bij een te hoge inflatie het omgekeerde, de rente wordt verhoogd waardoor lenen duurder wordt en de inflatie terugloopt.
Binnen de Eurozone waar de inflatie per land variëert is dat een precaire operatie, terwijl in het ene land rentestijgingen nodig zouden zijn is het omgekeerde het geval in andere.

Als ik echter in de volgende grafiek de uitwerking van dat “rentewapen” tussen 2008 en nu  in de eurozone bezie waar de rente 0% is, dan blijken het meer losse flodders te zijn.



Natuurlijk kun je altijd zeggen dat het zonder dat rentewapen erger zou zijn geweest maar dat is een veronderstelling net zo als  blijven verwachten dat de inflatie in de nabije  toekomst zal toenemen.
Een schrale troost is dat de wereld inflatie laag is en dat de eurozone geen uitzondering daarop is.
Maar het is wel een feit dat die inflatie alle voorspellingen over oplopen ervan aan de laars lapt ondanks alle stimulering.
Maar men blijft standvastig in de theorie geloven.
Eens zal door die lage rente de inflatie stijgen tot 2%.
Tezelfdertijd heerst er echter ook de vrees dat de inflatie ineens omhoog zou kunnen schieten, hetgeen evenmin een gunstig vooruitzicht zou zijn.

In ieder geval zien we nu toch de rente in de USA oplopen, de 10 jaar rente tot net aan of over 3%, ook zo’n kantelpunt door economen gezien.
Door het stoppen van obligatie opkopen door de FED, door het verlagen van de inkomstenbelasting en vennootschapbelasting door Trump (misschien wat gecompenseerd door oplopende belastinginkomsten door de groeiende economie)  neemt de schuld (en dus de obligatie uitgifte) van de USA sterk toe terwijl juist de vraag (door de FED) afneemt.
Het gevolg is stijgende rente.
En in de eurozone loopt de marktrente ook enigszins op.
Want de marktwerking valt toch niet te negeren in een globale economie van handelsverdragen en WTO.

Zoals ik in het begin zei, als de rente verlaagd wordt om lenen aan te moedigen heeft dat pas zin als er geld genoeg is om te lenen.
Dus moest er, toen dat rentewapen onvoldoende scoorde meer geld ter beschikking komen om dat lenen mogelijk te maken.
Zonder meer geld bijdrukken is gevaarlijk zoals de geschiedenis ons leert.
De gouden standaard die de hoeveelheid geld beperkte is afgeschaft en nu hebben we de naar mijn mening wat vage notie dat het geld gedekt wordt door assets, de bezittingen.
Zo staat ook tegenover geleend geld de gelduitleners, debiteuren en crediteuren, alles in balans in theorie.
Zo werd een oplossing door de centrale banken gezocht om wel geld bij te kunnen drukken en zo de geldvoorraad groot genoeg te maken voor de leenbehoefte door die lage rente ontstaan zonder aan dat dekkingsprincipe te tornen.
Die oplossing werd staatsobligaties en andere gedekte schuldpapieren opkopen van de banken en daarvoor het nodige geld te drukken zodat de banken over voldoende liquide middelen beschikten om aan de leenbehoefte (of voor de banken investeringsbehoefte) te voldoen.
Het nieuw gedrukte geld werd dus door die obligaties gedekt.
De Quantitative Easing was geboren.
Volgende keer meer daarover.

En, dit zijn natuurlijk mijn eigen overpeinzingen die daardoor uiteraard kunnen afwijken van die van anderen.





Aucun commentaire:

Enregistrer un commentaire