mardi 25 juin 2019


De Complicaties
bij de Benoeming van de
Nieuwe Presidenten in de EU en
De Italiaanse Begroting


De belangrijkste positie in de EU is, zo gaan mijn overdenkingen,  die van President van de Commissie, wetgever, uitvoerder en toezichthouder op die uitvoering door de lidstaten en bestraffer.
De opvolger van Juncker.
Uitgekozen en benoemd door de Raad van Regeringsleiders met gekwalificeerde meerderheid en deze benoeming goedgekeurd door het Europees Parlement.
Maar het parlement heeft zijn invloed willen vergroten door kandidaten voor te stellen aan de Raad van Regeringsleiders, de Spitskandidaten, van elke EP partij één, .
Geen wet maar usance.
Maar wel met een potentiële stok achter de deur: de vereiste goedkeuring door het parlement van de door de Raad van Regeringsleiders benoemde President.
Geen goedkeuring geen president.
Bij de afgelopen bijeenkomst van de Raad van Regeringsleiders (niet openbaar) zijn de facto alle spitskandidaten afgevallen, hetgeen zowel voor de Raad als het Parlement een impasse vormt.
Een niet spitskandidaat zou door het EP kunnen worden weggestemd om zo de Raad te dwingen een spitskandidaat te benoemen en het Parlement zou eveneens een spitskandidaat kunnen wegstemmen die hen niet zint.
Want het is ook kennelijk usance dat de spitskandidaat van de grootste partij in het EP die instemming zou krijgen.
Met het nieuwe parlement ligt dat gevoeliger: waren het voorheen de christenen en de socialisten die door hun meerderheid dat konden overeenkomen, nu is een derde partij zoals bijvoorbeeld de Alde (met VVD en D66), herdoopt tot Renew Europe met  de Macron fractie erin,  nodig om die meerderheid te bereiken en omdat Weber, de spitskandidaat van de grootste partij (EEP) kennelijk geen meerderheid zou krijgen geldt dat dan ook voor de andere spitskandidaten die dan  niet aanvaardbaar voor het EEP zouden zijn, zo lees ik tussen de regels door.
Dubbel probleem dus.
Maar de kleur van de President heeft ook invloed op alle andere komende benoemingen zoals President van de Centrale Bank en President van de Raad van Regeringsleiders plus een aantal andere nieuw te benoemen hoge functionarissen.
Want de macht mag niet teveel gecentraliseerd bij één lidstaat komen.
Want de EU is een unie van onafhankelijke lidstaten en dus moet de macht erin verdeeld zijn over die staten.
Dus geen dubbel maar een veelvoudig probleem, zo overweeg ik.
De komende maanden moet er naar een grootste gemene deler worden gekeken zo overpeins ik.
Maar zoals altijd in de EU zal er ongetwijfeld een oplossing gevonden worden.

Vorig blog zei ik op Italië terug te komen.
Natuurlijk gaat het niet goed met Italië.
Natuurlijk is de staatsschuld veel te hoog en de economische groei veel te klein.
Natuurlijk had Italië nooit de euro mogen invoeren
Want in 2000 was de staatsschuld van Italië al 105.1%, 45 procent hoger dan de toelatingseis van 60%.
Om de gedachten te bepalen, dat gold ook voor België met een staatsschuld van 108,8% in 2000 (nu nog steeds 102%) en Griekenland met 104.9% (nu gestegen tot 181,1%).
Al bijna 20 jaar.
Bij de meeste eurolanden van het eerste uur is de schuld sinds 2000 flink boven de 60% gestegen zoals uit onderstaande tabel blijkt:

  
Op de keper beschouwd zouden dus veel andere eurozone landen ook voor een correctie in aanmerking komen.
Het punt is echter dat de andere eurolanden al jaren lang  hun begroting in overleg met de Commissie zo opstellen dat zij aan de lange termijn strategie zouden voldoen: in twintig jaar tijd met kleine stapjes aan de limiet van 0.5% en 60% voldoen.
Italië daarentegen wil zijn eigen weg gaan en is van mening dat de huidige fiscale regelgeving voor Italië niet functioneert en stelt een afwijkende begroting voor.
Dat wil zeggen dat de eenvormigheid van de eurozone wat de grenzen van het fiscaal beleid betreft zo door Italië doorbroken dreigt te worden.
Het is de opvatting van een lossere fiscale politiek met daardoor grotere economische groei die de als gevolg ervan nog hogere schulden zou kunnen wegwerken.
Tegenovergesteld dus aan de huidige politiek van structurele hervormingen die datzelfde beoogt zonder extra verhoging van de schulden.
De beide tonen het verschil tussen het economisch sterkere noorden en  het zuiden.
Zo’n bijstelling van de fiscale regels zou als gevolg van die gezamenlijke euro door de gehele eurozone moeten worden doorgevoerd.
Maar dat zou niet de noodzaak tot structurele hervormingen wegnemen die tot die in het Verdrag van Lissabon geschetste “convergentie” zouden bijdragen.
Maar gezien de moeizame gang van zaken met betrekking tot de eurozone bankenunie en een voorgesteld klein eurozone budget voor nieuwe investeringen en de (zoveelste) ombouw van het ESM (Europees Stabilisering Mechanisme) en de zo sterk verschillende economische krachtsverhoudingen in de eurozone zal dat niet van de ene dag op de andere plaats vinden.

Daarin zal, zo overpeins ik, ook de rol van de ECB een factor van betekenis zijn.
Centrale monetaire politiek alleen, zo heeft de ECB steeds voorgehouden, kan niet alles.
De fiscale en sociale politiek van de eurolanden is van wezenlijk belang terwijl de ECB met haar QE geldverruiming en obligatie opkoop, negatieve rente en verschaffen van 0% leningen, naar mijn amateuristische gedachtegang, alleen maar de tijdsruimte kan verschaffen om die fiscale en sociale politiek te herstructureren.
Maar die monetaire politiek gaat, zo overweeg ik,  ten koste van rentetrekkenden, veroorzaakt mede overgrote schulden, kan tot asset bubbles leiden, bevoordeelt het kapitaal tegenover de arbeid, houdt zombie bedrijven in stand en bevoordeelt grote ondernemingen, doet structurele hervormingen uitstellen  en kan tenslotte, logisch gezien, niet eeuwig doorgaan.

Voor de nieuwe EU Presidenten en Commissarissen is dit een van de grootste uitdagingen.
Want ondanks alle verschillen  zullen alle EU landen (behalve Denemarken) toch ook eens de euro moeten invoeren en zal de EU met de euro als enige munt  zonder blijvende monetaire hulp een structureel sterke bloeiende economische macht moeten blijven.

Maar uiteraard zijn dit alles slechts de amateuristische overpeinzingen van een gepensioneerde leek.

jeudi 20 juin 2019


De centrale banken 
en de effectenbeurzen:
Dansers op hetzelfde koord 
met de inflatie als stok voor het evenwicht?

Het gaat economisch goed met Nederland.
Dat wil niet zeggen dat het dan ook goed moet gaan met de bevolking van Nederland heb ik al zo vaak overdacht.
Want, zoals ik de laatste tientallen jaren zie,  komt de welvaart die dat oplevert steeds meer ten goede aan de hoogste inkomens.
Zelfs met een modaal inkomen, zo lees ik, moet men behoedzaam leven.
De pensioenen, afhankelijk van de rentetarieven, zijn in de meeste gevallen al tien jaar of meer niet geïndexeerd en zijn dus steeds in koopkracht verlaagd met de inflatie van die jaren.
Ook de lonen  zijn niet voldoende reëel gestegen om die inflatie bij te houden.
En de ECB hanteert een andere inflatie soort dan die welke de normale koopkracht bepaalt.
Dan kan men een goede economische groei hebben en een staatsschuld die voldoet aan de eurozone norm en een sluitende begroting maar dat garandeert geen goed belegde boterham en een zorgenvrij bestaan voor de gemiddelde (rotwoord eigenlijk) inwoner.


Draghi heeft medegedeeld dat de ECB in deze tijd van teruglopende wereld economie en misschien zelfs dreigende  recessie zo nodig weer alles uit de kast kan halen: OMT, Bijdrukken van euro’s en Opkoopprogramma, Negatieve rente, Leningen aan banken als dat nodig is om de inflatie naar zeg 1.9% te brengen hetgeen in al die euro jaren nog niet gelukt is en volgens de markten ook niet binnen afzienbare tijd zal gebeuren.
De effectenbeurzen reageren onmiddellijk met een stijging van de koersen en de geldwisselkoersen passen zich aan (tot ergernis van Trump die er een beïnvloeding van in ziet).
De FED houdt zich daarentegen (tegen de verwachting van velen en ook Trump) op de vlakte maar de algemene verwachting is toch ook in de USA renteverlagingen in de komende tijd die nu al door de effectenbeurzen zijn ingecalculeerd gezien het koersverloop.

Nu is het verschil tussen ECB en FED  dat de ECB rente nu al 0 is en de FED rente  + 2.5%, dus tussen zakken naar negatieve rente of zakken beneden 2.5%.
Daarnaast het percentage staatsschuld t.o.v. het GDP  dat de ECB heeft opgekocht en dat wat de FED heeft opgekocht (en deels weer uit de circulatie heeft gehaald).
De FED heeft duidelijk meer ruimte.

Goed, ik ben een oude cynicus.
Maar cynicus niet van geboorte maar door ervaring.

Vooral sinds de niet oorspronkelijk Europese maar uit de VS overgewaaide door geldzucht gedreven bankencrisis met derivaten in 2008 worden wij gehoed door de ECB, de Europese Centrale Bank.
Die banken moesten namelijk door de staten overeind gehouden worden met  gemeenschapsgeld om niet failliet te gaan en zo de nationale economieën te ontwrichten.
De inkomsten van de staten schoten hiervoor echter tekort, de staatsinkomsten bestaan immers uit belastingen en andere heffingen en die waren niet voldoende voor een dergelijk grote aanslag erop.
Dus moesten de staten extra schulden aangaan, geld lenen op de kapitaalmarkt via de banken.
Vanaf 2008 liepen de schulden van de eurozone lidstaten op van 65 tot boven de 90% zoals blijkt uit onderstaande grafiek.
Nu, tien jaren na die Lehman crisis is nog steeds het schuldenpeil van voor die crisis niet teruggekeerd.


De inkomsten van de staten worden in een begroting vastgelegd.
Na 2007 stijgen de (toch al bestaande) begrotingstekorten snel tot boven de  min 6% om daarna langzaam weer af te nemen, maar (behalve in enkele eurozone staten) blijven de tekorten groeien.
Zie onderstaande grafiek.

 Na 2008 nemen de begrotingstekorten dus enorm toe  om pas in 2015 tot 2% terug te lopen tot 0.5% in 2018.
Nog steeds een tekort dus en dus meer lenen.
Hoe meer je leent, hoe hoger de rente echter wordt door het toenemende risico en dat zou voor de landen onbetaalbaar kunnen worden.
Dus moesten er manieren worden gevonden om die rente op de sterk oplopende schulden zo laag mogelijk te houden.

Een van die manieren is een sterke groei van de economie te trachten te bereiken zodat ook de overheids financiën toenemen en de tekorten kleiner worden of zelfs weggewerkt.
Hieronder de groei in een grafiek afgebeeld.


Ook de economische groei heeft de vroegere omvang niet bereikt.
Na een grote krimp in 2009, krimp in 2012 (weet men nog,  “whatever it takes”) en 2013 en daarna een toename van de groei die weer afnam in 2018 en voor 2019 niet veel goeds belooft.

Het is uit bovenstaande duidelijk dat in de eurozone de totale toestand van de economie niet het peil van voor de Lehmann crisis van 2008 heeft bereikt en dat vooral de sinds die tijd sterk opgelopen staatsschulden van menige lidstaat een beperking is op de innovatieruimte.


Bovendien zijn de prognoses voor de komende jaren niet gunstig te noemen, de groei van de wereldeconomie stagneert, de economische cyclus is volgens sommige economen over zijn hoogtepunt heen, handelsconflicten over niet in evenwicht zijnde handelsbalansen dreigen, zouden zelfs tot currency conflicten kunnen escaleren.
Vandaar de uitspraken van Draghi met als doel een kalmerende invloed op de markten.

De rol van de ECB is bij dit alles een ingrijpende geweest.
Leningen via de banken voor het grote bedrijfsleven tegen een vrijwel nul procent rente tarief
Het tot negatief verlagen van de rente die banken moeten betalen voor het stallen van geld bij de ECB.
Het tot 0% verlagen van de rente
Het bijdrukken van 2.55 biljoen euros voor het opkopen van staats en grote-ondernemings obligaties  van de banken met het doel de rente op de overgrote leningen laag te houden.
Sinds 1999 (oprichting van de ECB) is de balans gegroeid van zo’n 700 miljard euros tot meer dan 4.5 biljoen euro’s zoals uit de balans hieronder te lezen valt.
Dit alles om de economie in de eurozone te stimuleren.
  


 Nog steeds worden  daartoe aflopende obligaties opgekocht, de 2.55 biljoen daarvoor bijgedrukte euro’s worden daar voor gebruikt en niet uit de circulatie gehaald.
De 0% rente tarieven blijven gehandhaafd tot de core inflatie is gestegen tot zeg 1,9% hetgeen nog onbepaald lang kan duren.
Want het bereiken van die haast 2% inflatie is het teken dat de economie stabiel is en ingrijpen door de ECB niet meer nodig is.

Dat is de toestand van dit moment.
Ondanks de stimulering (of steun) van de ECB nog steeds een fragile economie in de eurozone.

Maar, de ECB kan geld bijdrukken, kan de rentestand beïnvloeden, kan obligaties opkopen, lage rente leningen aan banken verschaffen.
Wat de ECB niet mag is een directe invloed uitoefenen op de fiscale politiek van de euro lidstaten, het heffen van belastingen e.d. en het uitgeven van geld.

De enige regels hiervoor waar de eurolanden zich aan zouden dienen te houden zijn die gesteld in het Verdrag van Lissabon en het uitgebreide Groei en Stabiliteits Pact.
Een begrotingstekort van 0,5% op de duur te bereiken en tot die tijd per land verschillend tijdpad om dat te verwezenlijken (geen 3% tekort dus) en een staatsschuld van maximaal 60%.
Voor alle eurolidstaten diezelfde algemene regels ondanks de onderlinge verschillen.
Hoe de verschillende eurolanden ervoor staan vind ik in mijn vorige blogs.
En dat toont dat de eurostaten zeer aanzienlijk verschillen in regelgeving en capaciteit.

Maar pas bij een overschrijding van meer dan 3% begrotingstekort kan de Europese Commissie ingrijpen en boetes opleggen.
Dat is nog nimmer (ondanks alle tekortschietingen) gebeurd maar dreigt nu te gebeuren voor Italië.
Waarom?

Volgend blog mijn verdere gedachten hierover.

En natuurlijk, zoals altijd zijn dit uitsluitend de individuele overpeinzingen van een niet-vakman, een geïnteresseerde oude gepensioneerde.

dimanche 2 juin 2019


Hoe zou het economisch 
verder kunnen gaan in de eurozone, 
neemt de (wereld)schuld onhoudbaar toe, moeten we rente gaan betalen over ons spaargeld.

Mijn uitstapje in mijn vorige blog naar de verkiezingen voor het EP, de politiek dus, is voorbij en ik peins weer over de economische ontwikkelingen in de eurozone.
Dit keer in plaats van een op bestaande cijfers gebaseerde terugblik gaan mijn overpeinzingen uit naar de toekomst
We leven in een wereld vol zorgen.
Vooral de klimaatveranderingen die volgens de klimaatactivisten binnen afzienbare tijd tot een vrijwel onbewoonbare wereld zouden leiden ten gevolge van rampen veroorzaakt door een temperatuurstijging tot meer dan 2% eind deze eeuw houden ons bezig.
Alles wordt aangewend om die stijging, veroorzaakt door CO2, te stoppen door de uitstoot van die CO2 tot 0% voor 2050 terug te brengen en te neutraliseren.
Maar in de ontwikkelingslanden, inclusief China en India, eist de economische ontwikkeling juist steeds meer zo goedkoop mogelijke energie.
Hoe hierin harmonie te vinden.
Maar er zijn meer problemen van uiterst ernstige aard.
Eind 2018 bedroeg de totale wereldschuld 247 biljoen (europees biljoen) dollar.
De jaarlijkse toename was 5% terwijl de wereld GDP groei slechts 3% bedroeg, zoals ik lees.
De schulden stijgen dus sneller dan de groei die ze moet bekostigen.
Op deze weg doorgaan zou de totale wereldschuld (staat, financieel, particulier en bedrijf) in het jaar 2050 een bedrag van 1150 biljoen dollar bedragen, zo lees ik in de vakpers.
Een enorm gevaar, zo denk ik,  voor de wereld economie en welvaart.


Een van de elementen in de eurozone economie (en overal) is het verschil tussen bedrag aan geld en waarde van dat bedrag.
Zo hebben wij bij het Gross Domestic Product dat zo langzamerhand niet meer het totale nationale inkomen weergeeft maar meer een soort objectieve meetlat is geworden waardoor andere gegevens eraan getoetst kunnen worden en zo een vergelijking mogelijk is tussen economische prestaties van de landen.
Maar de bedragen van dat GDP in opeenvolgende jaren geven niet de waarde ervan in die jaren aan.
De waarde ervan wordt bepaald door de geldontwaarding of de geld opwaardering in die jaren, oftewel door de inflatie of deflatie, de koopkracht.
Zo is er een verschil tussen het getal van het GDP als bruto bedrag en de berekende waarde ervan door de inflatie/deflatie mee te laten tellen.
Zo bereikt men vanuit het GDP het ware GDP, real GDP die dus de echte toestand (in koopkracht) aangeeft.
Twee GDP’s dus.

Maar de inflatie/deflatie berekening is een ingewikkelde procedure.
Want het is de prijsontwikkeling van alle producten waarbij rekening moet worden gehouden met het aantal malen verkoop ervan.
Levensmiddelen worden vaker gekocht en verbruikt dan auto’, t.v.’s of huizen.
Bovendien zijn er artikelen waar de verhouding aanbod/vraag (die ultiem de prijs bepaalt) zo snel omhoog en omlaag kan gaan (neem stookolie in een zachte of strenge winter periode) dat ze geen stabiel beeld opleveren.
Zo is er de core inflatie berekend over de “stabiele” artikelen die gebruikt wordt door de Centrale Banken om deze inflatie te berekenen en de “gewone” inflatie, de prijsverhogingen (of verlagingen) die de dagelijkse consument ervaart.
Beide kunnen behoorlijk van elkaar verschillen wat snel tot onbegrip kan leiden.

Vanuit de ontwikkeling van het GDP wordt de groei of krimp van de economie gemeten als percentage van dat GDP (en dus goed te vergelijken met de cijfers van andere landen) .
Dus zijn er ook twee groei/krimp percentages, de bruto groei en de reële groei, real growth, waarin de inflatie/deflatie is verwerkt.
Voor die berekening wordt vaak een “standaard” jaar gekozen en elk jaar het verschil in prijsontwikkeling ten opzichte van dat jaar bepaald als een index, de “deflator”.
De conclusie moet zijn dat er door deze ingewikkelde berekeningen van real GDP, real Growth en core inflation een foutmarge moet zijn.

De real growth/contraction van de totale economie is niet alleen zaligmakend.
De staat eist voor zich een percentage van dat GDP op voor staatszaken.
In de nationale begroting wordt een bedrag berekend dat de staat voor dat jaar nodig denkt te hebben om zijn taken uit te voeren.
Aan het einde van dat jaar (en gezien de complexiteit van de staatsboekhouding definitief vele maanden later) blijkt of de staat meer (of minder) heeft uitgegeven dan begroot.
Ook dat wordt uitgedrukt in een percentage van dat GDP, de maatstaf.
Er is een nul, een tekort (deficit) of een overschot (surplus) op die begroting als ruw bedrag.

Er bestaat dus de mogelijkheid dat de nationale economie gegroeid is maar dat de staat desondanks meer heeft uitgegeven dan oorspronkelijk begroot en meer dan de staat aan  belasting en heffingen (en verkoop van staatseigendommen) ontvangen heeft en er dus een verlies is.
Om dat verlies op te vangen moet de staat geld lenen en dus schulden maken.
Ook die schuld wordt (tezamen met de jaren ervoor opgelopen, schulden) uitgedrukt in een percentage van het GDP.

Zo worden met het GDP, de groei, deficit/surplus, staatsschuld, de financiële toestand van een land bepaald.

Natuurlijk zijn er veel meer getallen en bedragen die dat mede aangeven  en ook de welvaart en het welzijn van de bevolking: werkloosheid cijfers, handelsbalansen, de te betalen rentetarieven, gemiddeld en mediaan inkomsten, verdeling ervan over de bevolking, particuliere en bedrijfsschulden en bezittingen en nog veel meer.
Maar deze vier zijn het meest in het oog springend.

Voor het verleden zijn al deze gegevens bekend, in mijn overpeinzingen in de loop der jaren heb ik ze ook in tabellen laten zien.
Over 2018 worden nu steeds definitiever benaderingen ervan bekend.
Maar over 2019 en de jaren erna moeten we gissen.

De centrale banken, die de laatste tientallen jaren een ongekende invloed op de financiële markten, de economieën van de landen en de inkomens van de bevolkingen hebben uitgeoefend doen dat men hun “forward guidance” waarin ze hun monetaire politiek voor de toekomst uiteenzetten.
Het komt mij wel eens voor dat vooral de financiële markten, de beurzen, onmiddellijk reageren op uitspraken (of hun interpretatie ervan) van de Centrale Banken zoals uit koersschommelingen blijkt terwijl anderzijds de Centrale Banken op hun beurt onmiddellijk reageren op koerswisselingen op de financiële markten.
Over inflatie en de centrale banken heb ik in vorige blogs al mijn mening (voor wat die waard is) gegeven.
Hoe dan ook de 2% inflatie, nog altijd niet in zicht, (deze maand 1.2% op jaarbasis) nog steeds het doel waarnaar de CB’s streven om de prijsstabiliteit te garanderen.
Tot nu toe dus zonder resultaat maar wel gepaard met  het bijdrukken van biljoenen nieuw geld en daarmee immense leningen aan staten met uiterst lage of zelfs negatieve rentetarieven en dus het scheppen van enorme schulden.
Heeft het zin door te gaan met een dergelijke strategie van QE en lage renteoplegging als dat al die duur ervan niet helpt.

Schulden op zich zijn eigenlijk alleen riskant door de rente.
Alleen als men de rente niet meer kan opbrengen zonder zich essentiële zaken te ontzeggen zijn schulden een risico.
Door dus de rente op staatsleningen, staatsobligaties, en aan grote bedrijven bedrijfsobligaties) tot (bijna) 0% terug te brengen, (zoals nu al voor sommige leningen een feit is) haal je het gevaar uit die leningen.
Want als de looptijd van die obligaties verstreken is los je deze af met een nieuwe lening, eveneens voor (bijna) 0%.
In theorie kun je zelfs steeds meer leningen zo afsluiten en een schuld steeds verder laten oplopen zonder risico te lopen.
Zie bijvoorbeeld de opbouw/rente/looptijd van de aan Griekenland verstrekte leningen die tot in de verre toekomst lopen en zo de feitelijke situatie maskeren.
We zijn flink op weg om die situatie te bereiken.
Maar natuurlijk moeten er tegenover schulden evenveel assets zijn om een over all evenwicht tussen bezittingen en schulden te scheppen.
Maar zou dat het geval kunnen zijn?
Zou die opvatting over schulden niet snel kunnen leiden tot een onstuitbare inflatie door dat noodzakelijke evenwicht tussen assets en de waarde ervan.
Kunnen wij die eeuwen lang hebben geleefd met de wetenschap dat geld rente opbrengt geestelijk overgaan naar de gedachte dat het hebben van geld dat niet rechtstreeks geïnvesteerd is in de economie niet alleen door inflatie in waarde afneemt maar dat we daar zelfs een strafrente voor zouden moeten betalen.
Banken als inners van rente in plaats van betalers.
Alleen al de gedachte dat zoiets door groepen economen als toekomstig normaal kan worden gezien doet mijn hoofd duizelen.
Maar snel naar iets anders.
Ja, met een getallen overzicht, vervelend, maar getallen beheersen ons verleden, ons heden en ook onze toekomst.


Hieronder een simpel “what if” rekenmodelletje zonder toeters en bellen.
Het geeft één van de zeer vele mogelijkheden voor de ontwikkeling van de eurozone tot 2028, tien jaren dus.


 De parameters (groei,begrotingsgtekort,inflatie,rente kunnen per jaar ingesteld worden.
Ik heb gekozen voor de voorjaarsvoorspellingen Europese Commissie voor groei en begroting voor 2019 en 2020 en daarna een reële groei van 1.4%.
Bij de inflatie ben ik uitgegaan van de visie van de ECB van een inflatie van 2% na 2021 en daarvoor een lagere.
De lange termijn rente varieert per eurozone land maar lijkt me gemiddeld zo’n 1.5% te bedragen.
Zie hier beneden.
Met deze parameters berekent het model dan per jaar nominale GDP (=real GDP + inflatie), Staatsschuld, te betalen rente zonder en met de invloed van de inflatie.
Maar door de parameters te wijzigen wijzigen zich ook de getallen voor die jaren.
Helemaal onderaan de invloed van het rentepercentage op de te betalen rente, die aantoont wat een niet door de Centrale Bank beïnvloede maar risico bepaalde rente voor gevolg zou hebben.
(Nu: Duitsland negatieve 10 jaars obligaties rente, -0.2%, Griekenland betaalt 3.63% ervoor, Italië 2.76%. De USA betaalt 2.37% rente. Een voorbeeld wat dus de invloed van de Centrale Bank is. Daarom wil Trump (en de financiële markten) dat de FED de rente weer verlaagt).

Ik zucht, neem een pilsje en zoek de schaduw op.