mercredi 24 octobre 2018



Italië, Italië, Brussel 
en de Euro

Eurostat heeft de groei van het GDP in het derde kwartaal 2018 bekend gemaakt.
In de eurozone : 0.2%, in het tweede kwartaal was dat 0.4%.
In de gehele EU 0.3%, in het tweede kwartaal was dat 0.5%.
Voor beide dus een lagere groei.
De niet-euro landen doen het dus iets beter dan de eurozone landen. 


Overzicht stand van zaken Italië eind 2017

Begrotingsvoorstel Italië



En verderop een blik op de EU niet-eurolanden

Italië houdt de poot stijf en voor het eerst grijpt Brussel hard in.
Is het mogelijk om als alleen maar belangstellende (en belanghebbende) zonder beroeps econoom of bankier te zijn te filosoferen over de euro.
Vooral als je als gepensioneerde toch liever niet zit te duimen draaien.
En Eurostat biedt enorm veel materiaal om over na te denken.
Natuurlijk kun je het ook enorm mis hebben.
Maar dat kan ook bij groepsdenken gebeuren.
Dus houdt het me bezig in twee betekenissen.

Italië heeft een enorme staatsschuld van nu 131.2% van het GDP  en sinds 1995 een begrotingstekort.
De eurozone heeft een te grote staatsschuld van 86.3% van het GDP (9,962.429 biljoen euro) terwijl 60% is toegestaan en sinds 2000 een begrotingstekort.
Want je moet cijfers van twee kanten bekijken.
Hieronder beider begrotingsgeschiedenis.
Er is naar mijn bescheiden mening niet alleen een Italië crisis maar een langzaam smeulende eurocrisis die zo nu en dan in een euroland opvlamt.




Vorige blogs heb ik overzichten laten zien van de eurolanden.
Nu dan ook van de EU niet-eurolanden.
Let dan op budget, groei en schuld.
Gaat het de niet-eurolanden (dus zonder steun van de ECB maar met steun van de EU) dan slechter?



Een staat met een eigen centrale bank en een eigen munt kan niet failliet gaan, dat is de vrijwel algemene consensus.
Een staat die (de rente op) zijn schulden niet meer kan betalen devalueert zijn eigen munt, treft een schikking (voor de crediteuren een verlies) en gaat armer en hopelijk wijzer opnieuw beginnen.
Zo is het Italië in het verleden meermalen vergaan en of de economie daardoor is verbeterd is de vraag.

Maar Italië heeft geen eigen munt meer en geen eigen centrale bank met zeggenschap over de munt.
Italië kan niet devalueren evenmin als Griekenland dat kon.
Italië ziet het echter na achttien jaar euroland niet meer zitten.
De schuld is gestegen van 105% van het bruto binnenlands product in 2000 naar 131.2 % nu.
Er is nog steeds jaar op jaar een begrotings tekort.
De groei is slechts 1.5% en het begrotingstekort in 2017 2.4% hetgeen betekent dat het schuldpercentage blijft toenemen.
Dit alles in een periode dat de recessie voorbij is, de groei in de eurozone wat is toegenomen en de tijd is gekomen zich voor te bereiden op een nieuwe recessie want het verleden leert dat periodes van groei en periodes van recessie elkaar steeds opvolgen.
Italië voelt zich al achttien jaar op een dalend pad, denk ik.

De bevolking van Italië heeft nu bij de verkiezingen gekozen voor een regeringscoalitie die de voortzetting van de euro monetaire en fiscale politiek afwijst en een weg inslaat waarvan Italië gelooft dat hij de economie wel zal doen toenemen en de welvaart van de bevolking zal vergroten.
Want deze regering is van mening dat er ook iets voor de bevolking moet worden gedaan.
Een flinke afwijking van de limieten die de EU aan de lidstaten stelt en die in de eurozone dienen te worden gehandhaafd.
Een afwijking die door Brussel niet wordt geaccepteerd.

Een tweede punt is dat de meerderheid in Italië van mening is dat de EU teveel macht naar zich toe getrokken heeft en dat die macht weer terug naar Rome moet.

Een derde punt is dat er volgend jaar verkiezingen voor het Europees Parlement worden gehouden en er een nieuwe commissie benoemd zal worden.
De wijze waarop Italië stemt is daarbij belangrijk.

Als vierde punt zou kunnen worden aangevoerd dat nu de euro het Italië onmogelijk maakt te devalueren door die gezamenlijke euro, de eurozone zou moeten ingrijpen om Italië bij te staan.

Maar de verdragen verbieden directe hulp onderling of van de ECB en de enige weg is het afstaan van de feitelijke  zelfstandigheid en de hulp inroepen van het ESM dat dan tegen door de EU gestelde en afgedwongen voorwaarden een lening verstrekt.
Zie de geschiedenis van Portugal, Griekenland, Cyprus en Ierland, waarbij Spanje net is ontkomen.
Het is niet de eerste keer dus dat een euroland in de problemen komt.
De verschillen in economische kracht zijn te groot voor een gezamenlijke eurozone gedragslijn..
Kijk naar de PPP de purchasing parity die de welvaart van een euroland aangeeft zo zegt het IMF.
Na achttien jaar zijn de verschillen in welvaart tussen de landen nog niet weggegroeid zoals de bedoeling was van de euro, convergentie. In werkelijkheid verschillen van meer dan factor 1.2 tot factor 0.6, de helft dus.
 
  

Dat de eurozone binnen de EU dus een pijnpunt is zal niemand ontkennen.
In de vorige blogs heb ik de getallen van eurostat gebruikt om me er een idee over te vormen.
Allereerst komt dan de rol van de ECB naar voren.
Men kan over de rentepolitiek en de quantitative easing denken wat men wil, maar zonder ingrijpen van de ECB zou de eurozone, zo denk ik, niet meer bestaan.
De ECB zal tot eind 2018 ongeveer 25% van de totale eurozone staatschuld hebben opgekocht en 2.55 biljoen daarvoor bijgedrukte euro’s achter de hand hebben om de komende jaren vervallende  staatsobligatie leningen van de eurolanden opnieuw op te kopen en zo de rente daarvan laag te houden.
Zo heeft de ECB (naast andere steun) de eurozone schulden goedkoop gehouden.
Maar als bijverschijnsel zijn daardoor de schulden ook extreem toegenomen.
Na 1 januari 2019 zullen nieuwe staatsleningen echter aan de marktwerking onderhevig zijn wat rentetarief betreft.
En daar de staatsschulden nog steeds in euro’s toenemen zullen er nieuwe staatsleningen moeten worden afgesloten waarbij het risico voor een flink deel het rentetarief zal bepalen.
Vergeleken met andere landen (uitgezonderd Japan) zijn de rentetarieven in de eurozone nu uitzonderlijk laag dank zij de interventies van de ECB.

De economische en financiële verschillen tussen de eurolanden zijn in die achttien  jaren van zijn bestaan desondanks onoverbrugbaar gebleken.
Er zijn nu eenmaal eurolanden die minder potentieel hebben.
Of is het inderdaad zo dat het een gebrek aan hervormings bereidheid is, zoals Duitsland en andere noordelijke eurolanden van mening zijn, dat de verschillen in stand heeft gehouden en zelfs vergroot.
Hoe dan ook, de grote verschillen zijn er.

Zonder politieke unie (met gemeenschappelijke wetgeving dus) is een transfer unie (in duidelijke taal dus structurele financiële steun van noord naar zuid)  door de onderling sterk verschillende wetgevingen op sociaal en belasting gebied op redelijke wijze niet mogelijk.
Denk aan de verschillen in pensioenleeftijden en pensioenstelsels om  maar één voorbeeld te noemen.
Bovendien zijn de bestaande voorbeelden, zoals Noord en Zuid Italië, Wallonië en Vlaanderen, aanwijzingen dat ook dat geen verandering te weeg brengt.
Zonder steun van de sterkere eurolanden kunnen de zwakkere landen door de voor hen te sterke euro gedwongen zich echter niet goed handhaven.

Daarom wil Italië een andere aanpak, op het eigen land geënt, een lossere financiële politiek, dus grotere tekorten en hogere schulden om via investeringen de economie te stimuleren, de economische groei te vergroten en daardoor meer inkomsten te verwerven en zo de schulden percentagegewijs ten opzichte van het Bruto Binnenlands Product te verminderen.
Bovendien de armoede onder de bevolking te doen afnemen.
Italië laat dat merken met zijn begroting met de getallen die ik hierboven opsomde.
Overigens paralellen tonend met de USA Trump financiële politiek en lijkend op de Modern Monetary Theory

Een conflict met Brussel ligt daarmee voor de hand.
Italië heeft laten weten (met de steun van de uitslag van de verkiezingen) dat het niet wil wijken.
Zij eisen deze omslag als een nieuw begin.

Tot nu toe heeft de Commissie nog nimmer hard ingegrepen hoewel daar bij andere landen reden genoeg voor was.
Kijk maar naar de tabellen in vorige blogs.
Maar Italië loopt principieel uit de pas en zoekt geen uitvluchten..
Italië is van mening dat een voortzetting van de traditionele austerity aanpak niet werkt na achttien jaren van proberen.

In de eurolanden tonen de prijspeilen of te wel de koopkracht grote verschillen.
Zie de pariteits tabel hierboven.
In een goed functionerende eurozone zouden die verschillen niet mogen bestaan of minstens veel kleiner zijn.
Daar is dan ook de kern van het probleem.

Ik heb me dan ook wel eens afgevraagd of het niet beter zou zijn in de gehele EU (dus niet uitsluitend in de eurozone) met een duaal geldsysteem te gaan werken en de euro als overkoepelende EU munt in alle EU lidstaten in te voeren naast een nationale munt.

De bestaande overgrote schuld zou wat het overgrote deel betreft geneutraliseerd kunnen worden indien de ECB de 25% van de bestaande staatsschulden blijvend op de balans houdt en er slechts zeer beperkt nieuwe schulden worden aangegaan (overigens ook al geremd door de hogere markt rente).

Nationaal wordt dan gewerkt met de nationale munt, die bij elk euroland een begrensde eigen wisselkoers (overigens net als nu geldt voor de EU niet-eurolanden) met de euro heeft.
Dat geeft elk land zijn eigen concurrentiepositie.

Grensoverschrijdend is het echter uitsluitend de euro die gebruikt moet worden.
Ook in de intra EU handel geldt alleen  de euro maar in de nationale economie wordt de eigen nationale munt gebruikt.
Globaal dus één groot en machtig handelsblok tegenover de andere machtige wereld handelsblokken.


Maar dat zijn alleen maar de dagdromen van een amateur.
 


samedi 13 octobre 2018


De toekomst heeft het 
verleden als basis.



Europa zonder Europese Unie is ondenkbaar maar...

Een lang verhaal, vooral over Italië

Een onderneming betaalt zijn werknemers en de winst gaat naar de eigenaren.
Een staat wordt betaald door de bevolking om voor deze bevolking de meest gunstige omstandigheden te scheppen in hun economisch en sociaal leven.
Soms lijkt het er echter op dat de bevolking er is om de staat in stand te houden in plaats van het omgekeerde.
Het zou daarbij een understatement zijn te zeggen dat er de laatste tijd slechts enige lichte strubbelingen zijn geweest en zijn in de EU.
Positief (althans naar de mening van sommigen) is er nu wat redelijker overleg tussen de EU 27 en het uittredende Groot Brittannië.
Hopelijk gaat nu de nadruk meer vallen op wat de beide het beste bindt dan op de wederzijdse dreigende taal.
Voor Duitsland en Nederland extra belangrijk en de tijd dringt.
Tenslotte is de basis waarop de EU rust (hoewel dat vaak vergeten lijkt) de oorspronkelijke Europese Economische Gemeenschap met de vrijhandel tussen de lidstaten.
Het zou toch moeilijk aan de bewoners van de lidstaten te verkopen zijn dat juist die vrijhandelsbelangen die zowel het VK als de EU 27 voordeel opleveren zouden moeten worden opgeofferd met voor beide zijden grote handels verliezen door een politieke vrees dat andere EU lidstaten het VK zouden kunnen volgen.
Als de EU goed functioneert zou daar toch geen reden voor zijn.
Maar er is ook de migranten crisis die oost en west (en zuid en noord) splijt.
Er is ook de strijd om de “Rule of Law” die volgens Europees Parlement en Commissie overtreden wordt door Polen en Hongarije.
Niet de nationale Rule of Law via  democratische verkiezingen tot stand gekomen maar de EU Rule of Law uit artikel 2 van het Verdrag van Lissabon, die naar Brussels inzicht prevaleert.
Er is de verschuiving in de as Duitsland Frankrijk door de uitkomst van de Duitse verkiezingen en de wijze waarop Macron de politiek van de EU en de financiële integratie van de eurozone vorm wil geven.
In hoeverre is het Duitse kabinet slijtvast.
Door een aantal andere lidstaten wordt deze as met enig wantrouwen beschouwd.
Er is de toch nog lastige kwestie van subloon werken in andere lidstaten.
Er is de voortdurende wrijving tussen de Raad van Regeringsleiders en de Commissie over de zeggenschap en de koers  van de EU.
Is de EU nog steeds een unie van onafhankelijke staten die bepaalde taken gemeenschappelijk wil uitvoeren of de facto een vanuit Brussel centraal bestuurde federale staat geworden.
Buiten de EU, maar ook van groot belang voor de EU, is er de niet te stuiten stijging van de rente en de dreigende handelsoorlog en heel misschien een verkapte currency war .
De FED gaat met de elkaar opvolgende verhogingen van de basisrente volgens Trump te ver.
Voor de tweede keer heeft hij scherpe kritiek.
Voor zijn standpunt spreekt de oplopende dollarkoers waardoor de uitvoer van de VS duurder wordt en de import goedkoper.
Voor Trump’s plannen is daarom juist een lagere dollarkoers van groot belang.
Obligaties worden nu voor investeerders interessanter door de oplopende rente maar aandelen daarentegen minder.
De aandelen koersen liepen dus flink terug.
Maar voor nieuwe staatsschulden is een oplopende rente, zeker bij de bestaande overgrote schulden,  een rem op staatsinvesteringen.
De FED haalt langzaam tientallen miljarden dollars uit de roulatie bij de aflossing van opgekochte obligaties  en verhoogt gestaag, als onafhankelijke institutie, de rente terwijl  juist de USA staatsleningen enorm moeten toenemen.
Dat stuwt de wereld rente nog meer op en remt de wereld economische groei, de prognoses worden door het IMF weer wat verlaagd.
Dat zal ook van invloed op de EU zijn.
Er is de opkomst van het EU scepticisme, samengevat populisme genoemd, dat bij de komende EU parlementsverkiezingen een grotere rol dan voorheen kan spelen gezien de opkomst en soms zelfs politieke meerderheid ervan in de lidstaten.
Er is de stagnerende bankenunie en de zuidelijke banken die nog te veel gebukt gaan onder Bad Debts en NPL’s, non performing loans.
Er is het dreigende conflict tussen Italië en Brussel over de komende Italiaanse begroting, het conflict tussen  het euro model zoals vastgelegd in de verdragen (en later deels omzeild door ESM), het austerity model dus, en het lossere model dat de nieuwe Italiaanse regering wil hanteren en dat tegen het 20 jaren plan van Brussel ingaat.
In feite is dit het verschil in opvatting tussen de noordelijke welvarender landen en de zuidelijke eurolanden.
Dat laatste houdt verband met de financiële situatie van de eurozone zoals getoond in vorige blogs en hieronder verder uitgewerkt.
En de toekomst van de EU en eurozone is gebed in de financiële stand van zaken zoals sinds het begin van de eurozone rond 2000 tot nu toe tot stand gekomen.
Met de 2.5 biljoen extra geld door de ECB geschapen via obligatie opkopen van de banken ter stimulering van de eurozone economie, die nu rusten op de balans van de ECB.

En de austerity: voor zover hij echt bereikt is, gebeurt dat veelal door lastenverhoging voor de burgers terwijl de staat meer uitgeeft.

Een van de zwaarste problemen in de eurozone zijn de verschillen tussen noord en zuid.
Specifieker voortvloeiend uit het Verdrag van Maastricht (1992) waarin de EU wordt gedefinieerd als een EMU, Economische en Monetaire Unie met de euro als munt voor die unie met de voorwaarden waaraan de lidstaten moeten voldoen om aan die unie deel te nemen.
Grenzen zoals het 0,5% begrotingstekort dat toegestaan zou zijn en het maximale 3% begrotingstekort waarbij de EU zou ingrijpen indien dat overschreden werd en de maximale toegestane staatsschuld van 60%.
Overigens zijn deze percentages meer tot stand gekomen door aannames dan door onderzoek.
Samen met het Stabilisatie en Groeiplan waarin een verdere verscherping en uitwerking van de bepalingen in dat verdrag vormt deze aanpak de door de zuidelijke landen zo betwiste ‘”austerity”.
Een beperking van de fiscale mogelijkheden van de landen om op de voor hun effectiefste wijze de economie te kunnen versterken en innoveren, zo vinden zij.
De meeste toen bestaande EU landen konden trouwens niet aan die toelatingseisen voldoen en pas na 2000 kon voor zes landen (die zelfs toen al niet alle aan de voorwaarden voldeden) de euro worden ingevoerd.
In de loop der jaren voegden zich nog dertien andere landen bij die voorhoede.
Maar echt ingrijpen door de Commissie is er niet geweest hoewel de toegestane grenzen door vrijwel geen land werden gerespecteerd.
Zo ziet het er niet naar uit dat de euro inderdaad de enige munt van de EU wordt.
Van het begin van de euro al ging het fout.
Hoe ziet die ontwikkeling er nu uit.

Het is saai om naar grafieken te kijken maar ze geven wel een goed beeld van de stand van zaken.
Cijfers, als ze betrouwbaar tot stand zijn gekomen, liegen niet.
Alle getallen hieronder komen uit de Eurostat database.

Hieronder als voorbeelden de begrotingsgeschiedenis van Duitsland en Italië van het begin van de euro in 2000 tot 2017.
Italië heeft in die zeventien jaren nog nooit een tekort kleiner dan -0.5% gekend.
Zelfs Duitsland, de motor van de eurozone,  heeft van 2000 tot 2011op drie jaren na een tekort gehad en is pas na 2011 uit het rood opgeklommen.
In feite hebben de meeste eurolanden sinds 2000 op enkele jaren na geen begrotingsoverschot gehad maar een tekort.

Door deze begrotingstekorten is de staatsschuld jaar na jaar verder opgelopen in de meeste eurolanden mede door de uiterst lage rente en het obligatieopkoop beleid van de ECB.
Weer als voorbeeld Duitsland en Italië



Terwijl de staatsschuld van Italië in het begin al boven de 100% van het BBP, bruto binnenlands product lag, is toch ook zelfs de Duitse staatsschuld vrijwel steeds (zij het niet al te veel) boven de toegestane 60% van het BBP geweest.

Tenslotte een tabel van de staatssschuld percentages van de eurolanden in 2017.




De schulden liggen tussen de 180% van het BBP voor Griekenland en 9% voor Estonië.
Dertien landen zitten boven de 60%, waarvan zeven boven of bijna boven de 100%.
Een eenduidig monetair en fiscaal beleid is door deze enorme diversiteit niet uit te voeren.
Het is duidelijk dat de laatst bijgekomen eurolanden nog geringe schulden hebben en dat er een flink verschil is tussen de zuidelijke en de noordelijke eurolanden.

De nieuwe regering van Italië verzet zich tegen de in hun ogen te rigide begrotingsregels die voor alle eurolanden identiek zijn.
Dus is een exact op een land afgestemde monetaire en fiscale politiek onmogelijk maar toch noodzakelijk gezien de grote verschillen tussen de landen.
Natuurlijk is Italië in 1992 in het verdrag van Maastricht akkoord gegaan met deze regels maar kon toen nog niet bevroeden welke uitwerking ze zouden hebben op de Italiaanse economie.
Maar ze zijn ook akkoord gegaan met de aanscherping van deze regels, toen bleek dat er door vrijwel alle eurolanden de hand mee werd gelicht, en met de twintig jaren plannen.
Maar de nieuwe regerende partijen hebben juist de meerderheid behaald door hun verzet tegen deze begrotingsregels en hun verzet tegen de te grote machtsoverdracht aan Brussel.
Zij willen zowel een soepelere begrotingsregeling en zeggenschap over de Italiaanse zaken terug naar Rome.
De regering is van mening dat het aan de strenge Brusselse begrotingsregels  te wijten is dat de Italiaanse economie en financiën er zo slecht voorstaan en dat vooral Duitsland daarvan geprofiteerd heeft.
Zij hebben een meerjaren begroting opgesteld die het volgende bevat:




Door belasting verlichting en groter begrotingstekort willen zij geld voor investeringen beschikbaar krijgen om de economie te stimuleren, daardoor werkgelegenheid te scheppen en zo door meer belastinginkomsten de schuld te verminderen.
Een Keynesiaanse benadering.
De bevolking gaat voor de staat.
Er komt een basisinkomen voor de allerarmsten.
De vraag is of na zeventien jaren austerity en de gevolgen daarvan deze omslag nog haalbaar en effectief zou kunnen zijn.
De vraag is ook in hoeverre Brussel met deze benadering akkoord kan of wil gaan.
De tekenen zijn niet gunstig maar gezien de komende Europees Parlement  verkiezingen en de Italiaanse inbreng daarbij zou een veto van Brussel een grote invloed op de Italiaanse stemmen hebben.
Maandag arriveren deze plannen officieel in Brussel.

Om de gedachten te bepalen hieronder een aantal gegevens van de vijf financieel gezien belangrijkste eurolanden in volgorde van grootte BBP eind 2017:


Getoond wordt Nominale Bruto Binnenlands Product en Real BBP,(met waarde verlies door inflatie, ijkjaar=2010), begrotingsoverschot of tekort, groei BBP, staatschuld (percentage van het BBP), het BBP per persoon, de handelsbalans, percentage werklozen (van de actieve bevolking) en tenslotte de toename van de staatsschuld in percentage van de staatsschuld in 2000.
Dit geeft een beeld van de toestand in de vijf belangrijkste eurolanden waaronder dus Italië..
Oordeel zelf.
Italië heeft niet het grootste begrotingstekort van de vijf, maar wel de kleinste groei en grootste schuld.
Maar die schuld is vergeleken bij de andere vier niet abnormaal gegroeid sinds 2000 (laatste kolom, 73.74%)
In 2000 had Italië immers al een schuld van 105.1 % van het BBP (en had dus eigenlijk niet toegelaten kunnen worden tot de eurozone).
De schuld is dus niet schrikbarend gegroeid maar was van het begin aan onaanvaardbaar hoog.
Een verder pluspunt is de handelsbalans die voor Italië zowel voor de wereldhandel als voor de interne EU markt positief is.

Ook Spanje lijkt zich van de austerity af te willen keren.

Maar de toekomst hangt gezien het bovenstaande af van het verleden en bouwt daarop voort.
Hoe zal de tijd leren.
En dit zijn, zoals altijd, de gedachtenspinsels van een oude amateur, met de nadruk op Italië omdat na Griekenland nu Italië in het middelpunt van de euro troebelen staat.
En Italië is het op twee na belangrijkste land in de eurozone en bovendien netto betaler (betaalt dus meer aan de EU dan het terugontvangt).